Opmerking

Dit multimediaverhaal gebruikt video- en audioclips. Ga na of uw luidsprekers ingeschakeld zijn.

Gebruik het muiswiel of de pijltoetsen op uw toetsenbord om tussen pagina’s te navigeren.

Vegen om tussen pagina‘s te navigeren

Hier gaan we

Dowland

Logo https://concertgebouw-brugge.pageflow.io/dowland

De tranen van John Dowland

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Dichter, luitist en componist John Dowland was een kind van zijn tijd. Zijn muziek druipt van de melancholie — bijna letterlijk, want er komen veel tranen aan te pas. Melancholie was in de Elizabethaanse tijd erg in de mode. Niet toevallig dat Dowlands bekendste lied Flow, my teares is (‘Vloei, mijn tranen’). Niet toevallig ook dat zijn intrigerende bundel consortmuziek uit 1604 de titel Lachrimae (‘tranen’) heeft, met in de ondertitel ‘Seaven Teares’ (‘zeven tranen’). Wie was John Dowland? Wat weten we over zijn tijd? Waarom al die tranen? En welke muziek zit er in die bundel Lachrimae?
I agree with being shown YouTube videos. More information
Als Julian Bream in 1965 zijn luit aan Igor Stravinsky wil laten zien en horen, dan kiest hij voor Dowlands pavane Lachrimae.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Hoofdstuk 1: Dowland

Je luistert naar Dowland, Lachrimae: Semper Dowland semper dolens. ‘Lockdown’-versie door Asoko Morikawa (van gamba-consort Fretwork), 2020.

Beluister het volledige fragment.

0:00
/
0:00
Start audio now
John Dowland (ca.1563-1626) is waarschijnlijk in Londen geboren, misschien in Ierland. Als jonge luitist kwam hij in dienst bij Engelse heren in Parijs. Hij werd er katholiek en reisde naar Italië om bij componist Luca Marenzio les te gaan volgen. Zover kwam het niet, omdat hij in Firenze in een katholieke samenzwering tegen Elizabeth I terechtkwam. Italië werd hem te heet onder de voeten. Hij werkte voor Duitse heren, en voor de Deense koning. Aan het Engelse hof kreeg hij maar moeizaam een positie als luitist. Hij schreef liederen, luitmuziek en muziek voor strijkers. Veel van zijn muziek is (of lijkt) droevig. Een van de stukken in Lachrimae draagt overigens de titel Semper Dowland semper dolens (‘Altijd Dowland altijd droevig’).

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Omdat John Dowland zelf in 1612 schreef dat hij zijn vijftigste levensjaar was begonnen, vermoeden we dat hij in 1563 is geboren. Maar we weten het niet, zoals we ook niet weten waar hij is geboren. Omdat ook weer Dowland zelf een compositie opdroeg aan ‘een landgenoot’, en omdat die landgenoot een handelaar in Dublin was, denken sommigen dat Dowland in Ierland geboren is, misschien in de buurt van Dublin. Meest waarschijnlijk lijkt echter Londen te zijn, meer bepaald Westminster.
Het jaar 1563 was overigens het jaar van een grote pestepidemie in Londen, waarbij een kwart van de bevolking de ziekte niet overleefde. Dat kleine John deze pandemie wel overleefde, mag dus een wonder heten. Of hij ook echt een wonderkind was, bijvoorbeeld aan de luit, dat kunnen we alleen maar veronderstellen.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Dowland, The Third and Last Booke of Songs or Aires: Behold a Wonder Here (1603). La Nef, Dowland in Dublin — een project dat doordenkt op het idee dat Dowland een Ier was. Met Michael Slattery, 2014.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina
Omdat in 1591 Johns zoon Robert werd geboren, mogen we veronderstellen dat Dowland voor 1591 was getrouwd. We weten niet met wie, we kennen haar naam niet. Ergens schrijft John Dowland over zijn ‘kinderen’ — er was dus niet alleen Robert. We weten dat mevrouw Dowland in Londen bleef wanneer meneer in het buitenland was. Veel gezinsleven zal er niet zijn geweest. Soms behartigde mevrouw Dowland de zakelijke belangen van haar man (zoals de verkoop van The Second Booke of Songs or Ayres), en van een landgraaf kreeg ze eens een dure ring toegestuurd. Na 1601 wordt ze nergens meer vernoemd. Het gezin woonde in Fetter Lane, in de buurt van Fleet Street. Dat Dowland zich in hogere kringen bewoog, blijkt uit het feit dat de graaf van Leicester, Sir Robert Sidney, doopvader was van zoon Robert.
Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Dowland, Lachrimae: The King of Denmarks Galiard. Marina Belova, 2021.

Beluister het volledige fragment.

0:00
/
0:00
Start audio now
De eerst sporen van John Dowland als professionele luitist brengen ons naar Parijs, waar hij tussen 1579 en 1584 in dienst was bij diplomaat Sir Henry Cobham, en daarna bij Sir Edward Stafford. Het lag in de lijn der verwachtingen dat Dowland een positie als luitist aan het Engelse hof zou krijgen, maar daar moest hij op wachten tot in 1612. Zijn belangrijkste job lijkt wel die aan het Deense hof te zijn geweest, bij Christiaan IV, koning van Denemarken. Christiaan was de broer van de latere koningin Anne, echtgenote van James I. Aan deze broer en zus is de bundel Lachrimae (1604) opgedragen. In Denemarken werd hij uitstekend betaald. In 1606 werd hij er ontslagen, misschien omdat hij te lang wegbleef wanneer hij weer op zakenreis naar Engeland was.

Ga naar de eerste pagina
Katholiek zijn in het Engeland van Elizabeth I, dat was letterlijk op leven en dood. Naar schatting één procent van de Engelse bevolking was het toch, en daar waren best wel wat bekende figuren bij. Dowland was er een van. In 1595 had hij in een lange brief aan Sir Robert Cecil toegegeven in Frankrijk katholiek te zijn geworden. Maar hij slaagde erin om netjes onder de radar te blijven, misschien omdat hij zich nauwelijks met religieuze muziek inliet — of misschien gewoon omdat hij de kunst verstond om rond geloofskwesties low profile te blijven. Hij schreef dat hij in Engeland nooit een (katholieke) mis bijwoonde (‘I never heard any mass in England’), en dat hij zelfs geen Latijn verstond (‘On my soul I understande it not’) …
Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Waar heeft Dowland zoal uitgehangen? Het is niet makkelijk te reconstrueren. Na de Parijse jaren ging hij op Italiaans avontuur. Hij was in Venetië, Padua, Genua, Ferrara, Firenze en ‘divers other plases’. Zijn doel Rome te bereiken om les te volgen bij Luca Marenzio mislukte. Hij was op verschillende plekken in Duitsland. Vanuit Denemarken reisde hij een paar keer terug naar Engeland, waar hij onder meer instrumenten kocht, musici ronselde en uitgaves voorbereidde. Die reizen naar Engeland gebruikte hij ook om te blijven proberen een job te krijgen aan het hof. Na zijn activiteiten in Denemarken (ontslag 1606) is er drie jaar lang geen spoor van hem. In het voorwoord tot zijn vertaling van Micrologus van Ornithoparcus (1609) schrijft hij dat hij terug thuis is, om te blijven: ‘… being now returned home te remaine …’
I agree with being shown YouTube videos. More information
Een introductie tot de madrigalenkunst van Marenzio. RossoPorpora, Walter Testolin, 2018.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Hume, The First Part of Ayres: Tobacco (1605). Francesco Manalich, 2014.

Beluister het volledige fragment. 

0:00
/
0:00
Start audio now
Vriend en buurman Henry Peacham verwijst in The Compleat Gentleman (1622) naar ’my good friend Master Doctor Dowland’ en zegt dat hij ‘one of our greatest Masters of Musicke’ is. Toch schrijft Peachem ook dat Dowland niet altijd zijn eigen beste raadgever was: ‘he had slipt many opportunities in advancing his fortunes’. In het hoofd van Dowland was in elk geval enige bitterheid ontstaan. Dat kunnen we lezen in een merkwaardig voorwoord bij de uitgave van zijn bundel A Pilgrimes Solace (1612). Daarin moet bijvoorbeeld Tobias Hume het ontgelden, omdat die het had gewaagd de gamba boven de luit te verkiezen. Ook beschuldigt hij verschillende andere muzikanten van achterklap (‘give their verdict of me behinde my backe’) en hij beklaagt er zich over dat sommige buitenlanders (‘strangers from beyond the seas’) hem verwijten niet met een luit te kunnen omgaan.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Dowland, toen een van de beroemdste musici van Europa, moest tot zijn vijftigste wachten op een post aan het Engelse hof. Toch lijkt het erop dat Dowland rond die tijd over zijn beste krachten heen was. Zoon Robert schrijft hoe zijn vader grijs is, en als een zwaan, maar naar zijn einde zingend (‘being now gray, and like the Swan, but singing towards his end’). Tussen de koninklijke aanstelling en zijn dood liggen nog veertien jaar, waarin Dowland slechts af en toe in de archieven opduikt. De laatste getuigenis van activiteit is erg toepasselijk: hij speelt luit in een consort bij de uitvaart van koning James I, op 17 mei 1625. Dowland zelf overlijdt tien maanden later en wordt begraven in St Ann Blackfriars. Met de grote Londense brand van 1666 verdwijnt de kerk, en ook het graf van Dowland.
I agree with being shown YouTube videos. More information
Dowland, The First Booke of Songes or Ayres: Come, Heavy Sleep. Arrangement Helmut Jasbar (gitaar), met Tore Tom Denys, 2014.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Dowland, A Musical Banquett (Robert Dowland, 1610): In darkness let me dwell. Sting en Edin Karamazov, 2006.

Beluister het volledige fragment. 

0:00
/
0:00
Start audio now
Dowlands werk is in drie categorieën op te delen: liederen, luitmuziek en muziek voor strijkers. Bij de afdeling liederen was Dowland een trendsetter. Zijn bundel The First Booke of Songes or Ayres geeft het startschot voor een periode waarin het ‘luit-lied’ erg populair wordt — de aantrekkelijke combinatie zanger en luit, niet veel anders dan de singer-songwriter van vandaag. Eerst ging het nog om strofische liederen (elke strofe dezelfde muziek), maar in The Second Booke … en The Third and Last Booke … worden de liederen avontuurlijker. Er zijn minder dansritmes, de liederen worden ernstiger en meer muzikaal toegesneden op de inhoud. Een merkwaardig lied is In darkness let me dwell, opgenomen in de door Dowlands zoon Robert uitgegeven bundel A Musicall Banquet (1610). Wrange dissonanten en harmonische labiliteit illustreren op indringende wijze de donkere tekst.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Naast singer-songwriter was Dowland nog het meest luitist. Bij de publicatie van The First Booke … had hij aangekondigd een didactisch werk over het bespelen van de luit te willen maken, maar dat is er nooit van gekomen. We moeten een beeld proberen te vormen van Dowland als luitist door te kijken naar de ongeveer honderd luitstukken die hij nagelaten heeft. Veel van die stukken bestaan in meerdere versies, en dat is logisch: ongetwijfeld voerde Dowland zijn eigen muziek uit op een half-geïmproviseerde manier, zoals een jazz- of popmuzikant van vandaag het zou doen.
Net zoals de vroegere liederen is ook de luitmuziek van Dowland vaak op dansvormen gebaseerd, met een voorkeur voor de gaillarde. Toch wordt de pavane Lachrimae zijn beroemdste werk. Op dit instrumentale stuk komen later woorden te staan, en dat wordt dan zijn beroemdste lied: Flow, my teares.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Dowland, Forlorne hope fancy. Evangelina Mascardi, 2021.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Dowland, Lachrimae: The Earle of Essex Galiard. The Royal Wind Music, 2011.

Beluister het volledige fragment. 

0:00
/
0:00
Start audio now
Als we Dowlands muziek opdelen in drie categorieën doen we eigenlijk onrecht aan een ingenieus aspect van zijn oeuvre. Hijzelf zal die opdeling niet of nauwelijks hebben gemaakt. Voor Dowland was bijna elk stuk speelbaar of arrangeerbaar voor elke bezetting: van een solo luitist, over een zanger met begeleider, tot een heel consort. Het concept ‘consort’ werd aan het eind van de 16e eeuw populair. Het verwijst naar een groep instrumenten van dezelfde familie. Meest voor de hand liggend is een consort van gamba’s. Je hebt dan bijvoorbeeld een kleintje nodig, twee tussenformaten, en twee grote. Maar het concept ‘consort’ kan ook op andere instrumentenfamilies toegepast worden. Dat is letterlijk wat Dowland zelf suggereert op de titelpagina van Lachrimae. Er staat: ‘for the Lute, Viols, or Violins’ — dus naast de luit ook gamba’s, of een familie van vioolachtigen.

Ga naar de eerste pagina

Hoofdstuk 2: Dowland in zijn tijd

Sluiten
John Dowland leefde in de Elizabethaanse en Jacobijnse tijd — genoemd naar koningin Elizabeth I (einde van de 16e eeuw, de laatste van de Tudors) en haar opvolger James I (begin van de 17e eeuw, de eerste van de Stuarts). Het was ook de tijd van theatermakers William Shakespeare en Christopher Marlowe, bijna-jaargenoten van Dowland. Hoge heren en dames dweepten met kunst en muziek, met poëzie en theater, en doorheen dat alles bleef de ondertoon van melancholie als een tinnitus in het hoofd hangen. Gestileerde dansen waren in. Met name pavanes en gaillardes werden gretig gedanst en beluisterd. Favoriete instrumenten waren luit en gamba. En het muzikale sleutelwoord bij uitstek was ‘consort’ — een ensemble van strijkers.
I agree with being shown YouTube videos. More information
Dowland, The Third and Last Booke of Songs or Aires: Say love if ever thou didst finde. Duo Serenissima, 2019.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina
Hoe zag Dowlands tijd er uit? Wat we als clichés uit onder meer films over Elizabeth I in het hoofd hebben, zou best kunnen kloppen: het was een tijd van verfijning en brutaliteit, cultuur en barbarij, rijkdom en armoede. Voor iemand als Dowland was dat een artistiek vruchtbare bodem. De dualiteiten van het harde leven in de Engelse renaissance klinken door in zijn muziek. Enerzijds het subtiele spelen met taal en muziek, anderzijds de confrontatie met verdriet, melancholie, de dood. Na de Elizabethaanse tijd kwam de tijd van James (Jacobus I). De tweespalt tussen intelligentie en dwaasheid komt in deze man flagrant naar voor: onder de bescherming van de intellectuele James werd in 1611 een eeuwenlang dominante bijbelvertaling gepubliceerd, terwijl James ook verbijsterende opinies had over zwarte magie, en over heksen — die onder zijn bewind hardnekkig vervolgd werden.
Ga naar de eerste pagina
Hoe wreed en hardvochtig Elizabeth I ook is geweest, ze was een ‘patron of music’. Volgens tijdgenoten was de koningin niet slecht en niet schitterend als het over zingen of dansen ging, of over het bespelen van instrumenten: ‘… in matters of recreation, as singing, dancing and playing upon instruments, (...) not ignorant nor excellent’. Ze had uiteraard een prinselijke opvoeding genoten, en ze kreeg in die context ongetwijfeld ook muziekles. Over haar zingen is verder niets bekend, maar tijdgenoten beschrijven haar tot op hoge leeftijd dansend (‘to be seen in her old age dancing three or four gaillards’) en spelend op instrumenten (‘after dinner ... I might hear the Queen play on the Virginals ... hearing her play excellently well’). Aan het eind van Elisabeths lange leven, toen ze op haar sterfbed lag, zou ze gevraagd hebben dat er muziek gemaakt werd, opdat de gruwel van de dood verzacht kon worden: ‘… so that, she said, she might die as gaily as she had lived, and that the horrors of death might be lessened; she heard the music tranquilly until her last breath.’
Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Shakespeare, The Tempest. Shakespeare: The Animated Tales, 1992.

Beluister het volledige fragment. 

0:00
/
0:00
Start audio now
Dowlands tijd is honderd procent Shakespeares tijd. De twee beroemde kunstenaars zijn bijna-jaargenoten. Hun actieve periode loopt ook grotendeels gelijk. Op het moment dat Dowland in Parijs als luitist en componist aan de slag ging, begon voor Shakespeare in Londen zijn loopbaan als acteur en schrijver. En zoals John Dowland in 1612 zijn laatste grote werk publiceerde (A Pilgrimes Solace), zo had rond die tijd William Shakespeare zijn waarschijnlijk laatste toneelstuk gemaakt (The Tempest). Rond het leven van beide heren blijft ook een ietwat mysterieuze waas hangen, met soms periodes van jaren waar we niets over weten. Overigens was Shakespeare tijdens zijn leven waarschijnlijk minder beroemd dan Dowland, zeker bekeken vanop het Europese vasteland.

Ga naar de eerste pagina
The man that hath no music in himself,
Nor is not mov’d with concort sweet sounds,
Is fit for treasons, strategems, and spoils;
The motions of his spirit are dull as night;
And his affections dark as Erebus;
Let no such man be trusted.
(Shakespeare, The Merchant of Venice)

De mens die geen muziek draagt in zijn hart,
Zich niet door zoete klanken laat beroeren,
Is tot verraad, boosheid en roof in staat,
Zijn geest is even donker als de nacht
En zijn gemoed zo zwart als de onderwereld.
Vertrouw zo’n man niet.
(Shakespeare, De Koopman van Venetië; vertaling Willy Courteaux)

Ga naar de eerste pagina
De Elizabethaanse en Jacobijnse tijd was een gouden tijd. Er was economische welvaart en de staat bleef relatief stabiel. Je zou denken dat iedereen tevreden was. Maar de kunst, de poëzie en de muziek was van melancholie doordrongen. Robert Burton zegt er in Anatomy of Melancholy (1621) dit over: ‘je kan alle miserie, ontevredenheid en gevaar uit het mensenleven proberen te verwijderen, maar dat is alsof je uit lood het gewicht zou halen, uit water de vochtigheid, of uit de zon de helderheid.’
Toch kan Dowlands omgang met melancholie ook een zorvuldig gecultiveerde pose zijn geweest. Er zijn bronnen die beweren dat Dowland een vrolijke, optimistische man was. Waarom dan al die tranen? Misschien was de Elizabethaanse cultuurbelever niet uit op het herbeleven van ‘waargebeurde emotie’, maar meer verlekkerd op de retorische vaardigheid van de kunstenaar. Het poëtische effect van de melancholie boven het naturalisme. De affectieve mogelijkheden van taal en muziek, boven de state of mind van de dichter of componist.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
In Dowlands tijd werd er best veel gedanst. Er waren twee grote types: de hofdans en de volksdans. Nadat op een dansfestijn aan een hof een tijdlang hoofs en plechtig gedanst was, schakelde men over op het volkse dansen.
Onder de hofdansen waren er ook weer twee types. Je had de eerder trage en statige dansen (de zogenaamde processiedansen zoals de pavane of de allemande), en je had de meer levendige dansen (zoals de gaillarde, een favoriet van Elizabeth I).
Hoe de volksdansen precies verliepen en op welke muziek, daar weten we minder over dan over de hofdansen. Voor die meer verfijnde dansen werden handboeken geschreven met gedetailleerde instructies. De muziek voor deze dansen evolueerde in de richting van luistermuziek. Van Dowlands Lachrimae kun je niet zeggen dat het letterlijk om dansmuziek gaat.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Prof. John Bryan, Introductie tot een concert met dansmuziek van Dowland en Holborne. Boston Early Music Festival, 2021

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Waar kreeg Dowland zijn muzikale opleiding? We weten het niet. Hij kwam uit een familie van enigszins welgestelde handwerklieden (een metser, een drukker, een kleermaker), maar leidde dat vanzelf naar een muzikale opleiding? Tegen de tijd dat hij naar Parijs trok was hij duidelijk al professioneel genoeg om er als luitist te functioneren — en hij was nog maar zeventien. Bij terugkeer in Engeland ontving hij een ‘Batcheler of Musicke’ van Christ Church College in Oxford. Later beschrijft hij zichzelf als ‘Batcheler of both universities’, wat zou betekenen dat hij ook in Cambridge ‘Batcheler’ werd. Of hieraan een bepaalde opleiding voorafging, is niet duidelijk. Bovendien was hij voor dat diploma al goed bekend als musicus. John Case plaatst hem in Apologia Musices (1588) bij de beroemdste componisten van het moment. Dowland stond als jonge man dus al te glunderen in het gezelschap van de grote Engelse componisten, zoals Tallis (drie generaties ouder) en Byrd (één generatie ouder).
I agree with being shown YouTube videos. More information
Tallis, Spem in alium. The King’s School, Canterbury, 2020.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Brandon Acker, ‘Introducing the Renaissance Lute’ (2020).

Beluister het volledige fragment.

0:00
/
0:00
Start audio now
Wie Dowland zegt, zegt luit — en omgekeerd. Maar het was niet zomaar ‘zijn’ instrument. De luit heeft een lange geschiedenis, die teruggaat tot in het Midden-Oosten, waar het al sinds zeker meer dan duizend jaar bekend is als de ‘ūd (uit te spreken ‘oed’). Dit Arabische instrument kwam via Zuid-Europa ook de Westerse muziekgeschiedenis binnen. In de 13e-eeuwse Cantigas de Santa Maria van Koning Alfonso van Castilië zie je luitachtige instrumenten bespeeld worden door mannen van verschillende geluidskleur. Moslims en christenen broederlijk naast elkaar. ‘El ud’ werd ‘lute’, ‘luit’. Het instrument werd groter, met meer snaren, en soms heel lange snaren voor diepe basnoten. Het kon in vele contexten ingezet worden. Dowlands muziek is zeker niet het enige hoogtepunt van het repertoire voor de luit. Tot in de 18e eeuw zou de luit niet meer weg te denken zijn uit de Europese muziek.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Dowland geeft zelf aan dat het consort voor Lachrimae uit ‘Viols’ of ‘Violins’ kan bestaan. Dat is een belangrijk onderscheid, want het gaat om twee verschillende families instrumenten. De ‘Viol’ of ‘Viola da gamba’ (letterlijk ‘beenviool’, we noemen het meestal ‘gamba’) is een redelijk groot instrument dat in de schoot of tussen de benen gehouden wordt. Het heeft een rechte achterkant en zogenaamde fretten — de horizontale strepen op de toets, het startpunt van de klinkende snaar. De oudste gamba’s dateren van het einde van de 15e eeuw. Het instrument werd vrij plots populair aan Italiaanse hoven zoals die van Isabella d’Este in Mantua. Meteen waren er veel verschillende vormen en formaten. Van de 16e tot de 18e eeuw was het een erg gewild strijkinstrument. Die populariteit kwam tot een hoogtepunt in de Engelse gambamuziek van de late renaissance en de barok.
I agree with being shown YouTube videos. More information
Jonathan Manson, ‘Introducing the Viola da Gamba’. Orchestra of the Age of Enlightenment, 2019.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Dowland, Flow, my teares. Arrangement voor viool, Alexi Kenney, 2020.

Beluister het volledige fragment.

0:00
/
0:00
Start audio now
Je kan Lachrimae met een consort van gamba’s spelen, maar Dowland had ook ‘violen’ in gedachten. Vioolachtige instrumenten zijn niet uit de gamba-familie voortgekomen. De vioolfamilie is een andere tak van de dynastie der strijkers. Als voorouder kijken we in de eerste plaats naar de vedel, en meer in het algemeen naar strijkinstrumenten die op de schouder werden genomen, of/en op de arm, of tegen het bovenlichaam. Vandaar: ‘Viola da braccio’, of ‘armviool’. Slechts een decennium of wat later dan de gambafamilie maakten ze grote sier aan Italiaanse hoven, en die sier blijft tot vandaag doorduren. Waar de gamba nu in de eerste plaats met ‘oude muziek’ geassocieerd wordt, zijn de instrumenten van de vioolfamilie nog steeds alomtegenwoordig. Dat is sterk, als je bedenkt dat de vorm nauwelijks veranderd is in de afgelopen vijfhonderd jaar.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Dowland werd tijdens zijn leven al een van de grootste Engelse componisten genoemd. Toch werd hij in Engeland zelf na zijn dood vrij snel vergeten. Het luitlied werd minder populair, zoals ook de door Dowland meest gebruikte danstypes (pavane en gaillarde) minder populair werden. In de 17e eeuw zou het steeds meer over de allemande gaan, en het vervolg daarop: de courante, de sarabande en de gigue. (Deze vier werden de standaard dansen van de ‘suite’ tot aan het einde van de barok, in het midden van de 18e eeuw.)
Dowlands beroemdste pavane bleef gespeeld worden, en verschillende componisten (zoals Sweelinck) maakten er hun eigen versies van.
Vandaag is Dowland opnieuw populair. Dat hij een buitenbeentje was, speelt in zijn voordeel. Misschien raakt ook zijn gevoel voor melancholie een snaar in de 21e eeuw. Lachrimae behoort intussen tot de meest uitgevoerde muziek van de barok.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Jan Pieterszoon Sweelinck, ‘Pavane Lachrimae’. Kathryn Cok (klavecimbel), 2021.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Hoofdstuk 3: Dowland en Lachrimae (1604)

Je luistert naar Dowland, Lachrimae: The Earle of Essex Galiard. Royal Danish Brass, 2019 (met grafische partituur Stephen Malinowski).

Beluister het volledige fragment.

0:00
/
0:00
Start audio now
Lachrimae (1604) van John Dowland is een bundel met 21 stukken voor vijf strijkers en luitist. Met minder muzikanten gaat het ook: het kan zonder luit, of de luit kan de strijkers grotendeels vervangen. De muziek voor de strijkers staat op notenbalken geschreven, maar die voor luit is een ‘tabulatuur’: een soort schematische weergave van de muziek gebaseerd op de positie van de vingers op de toets van de luit. De partituur is ingenieus in vier windrichtingen gedrukt, zodat je met alle muzikanten rond het ene boek kan zitten spelen. De bundel begint met de beroemde Seaven Teares (zeven pavanes, ‘zeven tranen’), en bevat nog andere fijnzinnige en gestileerde dansmuziek, met name een reeks gaillardes en een paar allemandes.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Dowland heeft van Lachrimae (als muziekstuk, niet de bundel) in grosso modo drie versies gemaakt. Het begon met een pavane voor de luit alleen. Daar zijn ook weer verschillende versies van. We treffen de Lachrimae als luitstuk voor het eerst aan in het New Booke of Tabliture (1596) van William Barley. Voor The Second Booke of Songs or Ayres kwam op die pavane een tekst te staan. Dat werd dan Flow, my teares. En ten derde vinden we pal aan het begin van Lachrimae (de bundel, niet het muziekstuk) dezelfde pavane opnieuw, deze keer onder de noemer Lachrimae antiquae.
Het openingsmotief is erg opvallend: vier dalende noten, een grote sprong naar boven, en weer vier dalende noten. Dat dalende motief staat bekend als ‘het traanmotief’. We vinden het onder meer in madrigalen van Gabrieli, de Rore, Marenzio en Monteverdi, maar ook in het beroemde chanson Mille regretz van Josquin Desprez.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Dowland, Lachrimae. Christopher Morrongiello, 2015.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Dowland, The Second Booke of Songs or Ayres: Flow, my teares. Mustafa Kamaliddin (ukelele, met tabulatuur-partituur), 2021.

Beluister het volledige fragment.

0:00
/
0:00
Start audio now
Hoe muziek te noteren? Het vaste antwoord is: met noten op een notenbalk. Dat is een betrouwbaar systeem. Toch bestaan er systemen die op een andere manier handig zijn. De luitmuziek van Dowland is meestal genoteerd als ‘tabulatuur’. Zo’n tabulatuur ziet er ingewikkeld uit, maar is makkelijker te leren dan het traditionele notenschrift. Het principe is erg op de fysieke beweging gericht: een tabulatuur geeft aan waar je welke vinger op welke snaar op de toets van de luit moet zetten. De zes lijntjes die je ziet zijn dan ook geen lijntjes van een notenbalk — het zijn de snaren. De letters geven aan waar je vingers van de linkerhand komen te staan, andere tekens geven instructies voor de rechterhand. Boven de zes snaren staat het ritme waarop je dit alles moet uitvoeren. Voor elk van de 21 stukken in Lachrimae is zo’n tabulatuur voor de luit voorzien.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
De partituur van Dowlands Lachrimae is bijzonder: we zien een luitpartituur (in tabulatuur), en nog vijf groepen van notenbalken, gedrukt in verschillende richtingen. Het ziet er bizar uit, maar het is best slim. Je legt de partituur op een tafeltje tussen de muzikanten in, en dan kan elke zanger of speler zijn of haar partij netjes lezen. We noemen dit de ’tafel-layout’, een concept dat Dowland al eerder had gebruikt (het was niet echt zijn uitvinding). Met deze ene partituur kan je het hele gezelschap bedienen, en dat gezelschap kan divers zijn. Je kan op je eentje de luitpartituur spelen, je kan er zelf bij zingen of iemand anders laten zingen, je kan een basinstrument een en ander laten ondersteunen, of je haalt er meteen een heel consort van gamba’s of andere instrumenten bij.
I agree with being shown YouTube videos. More information
Dowland, Now, O Now. Deze musici gebruiken een facsimile van een Dowland-partituur zoals het bedoeld is: op een tafeltje in hun midden. Les Canards Chantants, 2014.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Dowland, Flow, my teares. Alfred Deller, ca. 1949.

Beluister het volledige fragment.

0:00
/
0:00
Start audio now
Mogelijk haalde Dowland inspiratie voor het ’traanmotief’ van Lachrimae in een madrigaal van de door hem zo bewonderde Luca Marenzio. In diens derde boek van madrigalen (Venetië, 1585) vinden we Parto da voi, in Engeland ook uitgegeven als Now must I part (in de bundel Musica transalpina, 1588). Wie weet heeft Dowlands buurman Henry Peacham de componist wel op weg gezet. Van Peacham weten we dat ook hij de madrigalen van Marenzio bewonderde, zoals blijkt uit de lof die hij uitte in Thomas Watsons Itialian Madrigals Englished (1590).
Hoe het ook zij, Dowland had een wereldhit te pakken, en ondertekende vanaf dan sommige van zijn partituren met ‘Jo: dolandi de Lachrimae’. Het zou bovendien niet bij een instrumentaaltje blijven. Wie de tekst Flow, my teares op de pavane Lachrimae plaatste, is onbekend. Misschien was het Dowland zelf wel.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Dowlands beroemdste bundel bevat 21 stukken. Dat is niet uitzonderlijk: ook andere bundels—met name het First Booke en het Third Booke —bevatten 21 stukken. Je kan er getallensymboliek in zien, maar het had misschien ook een praktische reden. Zo’n bundel muziekstukken werd min of meer standaard uitgegeven op twaalf vellen papier. Dat betekent dat je 48 bladzijden ter beschikking hebt. Na titelblad, opdracht en eventuele inleiding heb je dus nog 42 tot 44 bladzijden om je muziek op te drukken. Vandaar wellicht dat enkele andere bundels van Dowland — het Second Booke en de Pilgrimes Solace — 22 stukken bevatten. Daar gaat je getallensymboliek.
Lachrimae bevat tien pavanes, negen gaillardes en twee allemandes. Bij de zeven pavanes met Lachrimae in de titel (de echte ‘Seaven Teares’ dus) lijkt het de bedoeling de zeven stukken als een cyclus uit te voeren.

I agree with being shown YouTube videos. More information
‘Music Printing in the Renaissance’. Donald Burrows, The Open University (zonder jaartal).

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Oude tranen uit een andere tijd dan die van Dowland: Esther Lekain, Les Vieilles Larmes (1931).

Beluister het volledige fragment.

0:00
/
0:00
Start audio now
Dowland steekt in zijn bundel Lachrimae meteen van wal met de herwerking van zijn populaire pavane met die naam. Is het daarom dat hij er de titel Lachrimae Antiquae aan geeft? Omdat het stuk niet nieuw is, gebaseerd op ‘de oude pavane’? Die ‘oude’ pavane was echt razend populair. Je kan het vinden in ongeveer honderd manuscripten en drukken uit Dowlands tijd, verspreid over Engeland en de rest van Europa. Er zijn alleen al in Engelse luitboeken zeker achttien versies van bekend. Dus wou Dowland aangeven dat dit de oude, de oorspronkelijke versie is? Waarop hij dan vervolgens variaties aanbiedt? Over de naamgeving van dit en de volgende zes stukken (die allemaal een bijnaam in het latijn kregen) is al veel inkt gevloeid. Niemand weet waar de titels echt voor staan.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
In Dowlands bundel Lachrimae zijn de eerste zeven pavanes opvallend. Ze staan wat apart van de volgende veertien stukken. Na de ‘oude tranen’ volgen ‘nieuwe tranen’, ‘zuchtende tranen’, ‘trieste tranen’, ‘geforceerde tranen’, ‘tranen van liefde’ en ‘echte tranen’. Deze pavanes lijken als een geheel opgezet. Elk stuk is prima op zich te beluisteren, maar ’Seaven Teares’ voelt toch aan als iets dat groter is dan de som van de delen. Dowland heeft er een subtiel spel van gemaakt, vol melodische en harmonische verwijzingen van het ene naar het andere stuk. Misschien spreekt er een programma uit: de luisteraar wordt van eenvoudig verdriet, over rouw en wanhoop naar vervreemding en wraak gevoerd, om te eindigen in liefde, verlichting, waarachtigheid. Dowland zelf geeft in het voorwoord alvast mee dat dit het resultaat is van lange en moeizame arbeid: ‘this long and troublesome worke’.
I agree with being shown YouTube videos. More information
Dowland, Lachrimae Amantis. Fretwork met Elizabeth Kenny, 2020.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina
Een ‘lang en moeizaam werk’, had Dowland over zijn Lachrimae gezegd, en hij voegt eraan toe dat hij nieuwe stukken met oude heeft vermengd, en zwaarwichtige met lichte: ‘wherin I have mixed new songs with olde, grave with light’. Naast de zeven openingspavanes, die een wereld op zich lijken te vormen, zijn er in Lachrimae nog drie andere pavanes te vinden. De eerste ervan, die onmiddellijk op de Seaven Teares volgt, is Semper Dowland semper dolens. Die is ook eerder ‘grave’ dan ‘light’. Het voelt aan alsof Dowland na de zeven tranen een achtste, zeer persoonlijke traan wou toevoegen. Van de twee overblijvende pavanes valt het ‘in-memoriam’-gehalte van Sir Henry Umptons funeral op.
Ga naar de eerste pagina
Sluiten
De pavane en de gaillarde waren ongetwijfeld de populairste dansen van de 16 eeuw in Engeland. Vaak werden ze aan elkaar gekoppeld (iets wat Dowland uitdrukkelijk niet deed), en in dat geval krijgt de wat statige processiedans pavane het karakter van een voorspel bij de meer levendige gaillarde.
Van de negen gaillardes in Lachrimae zijn er zeven in oudere bronnen bekend, en vier ervan bestaan ook als lied. Zo is The Earle of Essex Galiard al in Dowlands First Booke te vinden, waar het de titel Can she excuse my wrongs draagt. De verwijzing naar allerlei personen in de titels is opvallend. De kleurrijke Digorie Piper — een kapitein die van piraterij werd verdacht —wordt geëerd, zoals ook Dowlands vriend Henry Noel. En natuurlijk kon ook de koning van Denemarken niet ontbreken.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Galliard. Historical Dance, 2017.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Dowland, Lachrimae: M. George Whitehead his Almand. Les Voix Humaines en Nigel North, 2019.

Beluister het volledige fragment.

0:00
/
0:00
Start audio now
Dowlands bundel Lachrimae besluit met twee allemandes. Dat er op 21 stukken slechts twee allemandes te vinden zijn klopt met het feit dat die dans rond 1600 op zijn retour was. Maar niet voor lang: nauwelijks een decennium later begint de rustige stapdans aan een revival die bijna twee eeuwen zal duren. Die plotselinge populariteit heeft met koning James te maken, die verzot was op het organiseren van een soort ‘verkleed bal’, de masque. De koning liet voor deze evenementen in Whitehall zelfs speciaal een ‘Banqueting Hall’ bouwen. Tijdens zo’n masque werd onder meer de allemande gedanst, ook door de koning zelf.
De twee allemandes in Lachrimae zijn nogal verschillend van elkaar. De eerste (Mrs Nichols Almand) is licht en kort, de tweede (M. George Whitehead his Almand) is langer en meer gesofisticeerd. Een waardige afsluiter van een indrukwekkende bundel Dowlandse muziek.

Ga naar de eerste pagina
Omlaag schuiven om verder te gaan Swipe to continue
Vegen om verder te gaan