Sommige werken lijken te bekend om nog van te kunnen houden. Velen onder ons leerden de Morgenstemming op gammele blokfluiten spelen tijdens onze schooljaren, of hoorden In de hal van de Bergkoning net iets te vaak door de luidsprekers van onze spelcomputers toeteren. Maar wie de originele partituur van Peer Gynt beluistert, wordt al snel bevangen door grenzeloos enthousiasme. Griegs muziek tintelt immers van de verbeelding, doet het orkest fonkelen en herbergt tegelijk diepe ontroering. Eén ding is zeker: Henrik Ibsen had zich geen betere componist kunnen wensen voor de toneelmuziek van ‘zijn’ Peer Gynt.
Wie ooit al eens Noorwegen bezocht, passeerde misschien langs Griegs idyllische componeerhut in Troldhaugen. Je kan het je zo voorstellen. Hoe hij daar zat: met één oog op het landschap dat hem omringde en het andere op het lege blad muziekpapier dat voor hem op tafel lag. Zo klinkt ook zijn muziek: intiem en groots tegelijk. Soms leek het alsof het landschap zelf tussen zijn noten belandde, zoveel hield hij van de bergen, de fjorden en de weidse verten van zijn land. Een charismatisch man was hij. Een dromer en een doorzetter ondanks zijn haperende longen. Telkens opnieuw de berg op – dat was Grieg.
Edvard Grieg (1843-1907) groeide op in Bergen, een kleine, maar bedrijvige handelsstad aan de westkust van Noorwegen. Een internationaal stadje ook: heel wat families in Bergen hadden hun wortels elders in Europa. Griegs overgrootvader kwam uit Schotland en was de Britse consul in Bergen. Hij startte ook het succesvolle familiebedrijf op dat gedroogde vis en kreeft verhandelde. Grieg kwam niets te kort. Zeker muziek niet. Griegs moeder, de getalenteerde pianiste Gesine Hagerup, zorgde voor de belangrijkste inspiratie. Grieg werd al snel de beste vrienden met ‘zijn’ piano. 'De mystieke voldoening van je handen uit te strekken naar de piano en dan – niet een melodie – voort te brengen. Verre van! Nee, het moest een akkoord zijn … Wat een vreugde!’ Zo schreef Grieg in zijn eigen biografie.
De vijftienjarige Grieg schreef vlijtig zijn eerste composities neer, oefende elke dag piano, droomde een eind weg tijdens de lange wandelingen van het zomerhuis in Landås naar zijn school in Bergen en bakte het daar vervolgens bijzonder bruin. Tot op een dag Ole Bull op bezoek kwam. Deze sprookjesachtige nonkel was een bekende vioolvirtuoos en toen hij Griegs composities hoorde, overhaalde hij Griegs ouders. ‘Jij gaat naar Leipzig’, zei hij nadien tegen Grieg. De lessen aan het conservatorium van Leipzig konden Grieg maar matig boeien. Maar de vele concerten in de stad konden dat wel. En hoe. Grieg hoorde er het bekende Gewandhausorchester spelen, hij luisterde naar Wagners Tannhäuser en hoorde Clara Schumann het pianoconcerto van haar man spelen. Vooral dat laatste maakte indruk op hem.
In zijn laatste jaar in Leipzig liep Grieg een ernstige pleuritis op. Daarmee was de basis gelegd voor levenslange ademhalingsmoeilijkheden en een wankele gezondheid. Na zijn afstuderen trok Grieg met zijn hoofd vol ambities en een koffer vol degelijke muzikale bagage naar Kopenhagen. Dat was op dat moment het belangrijkste centrum van het Deense en Noorse culturele leven. Hij ging er op zoek naar een eigen artistiek gezicht, maar vond het niet meteen. Wat hij wel vond, was de liefde. Nina Hagerup, Griegs nicht en een getalenteerde jonge zangeres, veroverde stormenderhand zijn hart. Grieg componeerde voor haar, bij wijze van verlovingsgeschenk, vier bloedmooie liederen op teksten van Hans Christian Andersen – iets wat hij tijdens zijn leven nog vaak zou doen.
Grieg was opgegroeid in de Noorse middenklasse, waar voornamelijk Deens gesproken werd en de Deense tradities golden. En ook zijn muzikale voorbeelden waren, op Schumann na, allemaal Denen. Met de Noorse volkscultuur was hij tijdens zijn jeugd nauwelijks in aanraking gekomen, laat staan dat hij veel meer dan enkele riedels Noorse volksmuziek had gehoord. Maar tijdens een zomers verblijf op het platteland met zijn nonkel en violist Ole Bull, ging er een lichtje branden in het hoofd van Grieg. Bull stak Grieg aan met zijn liefde voor de muziek van het Noorse platteland en meer bepaald de muziek voor de Hardangerviool. Dat moment werd uiteindelijk het gloedvolle begin van Griegs persoonlijke, artistieke traject.
Terug in Kopenhagen ontmoette Grieg de 22-jarige componist Rikard Nordraak. Deze jonge Noor had al eerder zijn artistieke steven in de richting van de Noorse volksmuziek gewend. Nordraak sleepte Grieg mee naar zijn huis en speelde hem enthousiast enkele van zijn composities voor. Op dat moment werd het ook voor Grieg kristalhelder wat hij wilde doen: muziek schrijven in de romantische traditie van zijn grote voorbeelden uit Europa en tegelijk hulde brengen aan de ziel van Noorwegen. Nordraak stierf jammer genoeg datzelfde jaar aan de gevolgen van tuberculose. Grieg schreef een ontroerende dodenmars ter herinnering aan zijn vriend en inspirator. Nordraaks eigen Ja, vi elsker dette landet op tekst van de Noorse dichter Björnstjerne Björnson, groeide later uit tot de Noorse nationale hymne.
Grieg verhuisde naar Christiania (Oslo), waar hij al snel erkenning kreeg als een van de belangrijkste jonge muzikanten van de jonge generatie. Hij dirigeerde, nam studenten aan en componeerde vlijtig zijn eerste stukken met Noorse snit. Zoals de piano-miniaturen uit zijn opus 12, waarvan sommige titels droegen als Volkswijs of Vaderlandszang. In de zomer van 1868 zochten Grieg, Nina en hun pasgeboren dochter de mildere luchten van Denemarken op. Daar componeerde Grieg zijn befaamde pianoconcerto, waarvoor hij de inspiratie bij Schumann had gevonden. Het concerto werd zijn doorbraak en leverde hem zelfs complimenten op van de grootmeester Liszt, die Grieg tijdens een verblijf in Rome ontmoette.
Van lange duur was het geluk echter niet. Griegs dochter overleed enkele weken na de première aan de gevolgen van meningitis. Na haar geboorte had hij zijn tedere vreugde nog neergeschreven in het breekbare wiegenlied Margretes Vuggesang, waarvoor hij voor het eerst ook een tekst gebruikt had van Henrik Ibsen. Na haar dood kroop hij opnieuw in zijn pen. In het lied Hun er saa hvid (‘mijn liefste is wit als sneeuw’) hoor je de diepte van Griegs verdriet weerklinken. ‘Niets is zeker in dit leven, die harde les heb ik onlangs geleerd … De vreugde om mijn vaderschap is nu slechts een droom’, schreef Grieg in een brief naar een van zijn vrienden. ‘Maar godzijdank, heb ik mijn kunst om voor te leven. Kunst bezit – meer dan wat ook – de verzachtende kracht die alle zorgen doet bedaren.’
Grieg pende voort. In het begin van de jaren 1870 ontplooide hij een bijzonder vruchtbare samenwerking met de dichter Björnstjerne Björnson, die later de Nobelprijs zou winnen en zijn leven lang ook een fervent voorvechter was van de Noorse zaak. Grieg zette verschillende teksten van Björnson op muziek. Zo ook het fascinerende Bergliot, een stuk voor symfonisch orkest en recitant, gebaseerd op een oude IJslandse sage. Grieg droomde echter van een opera. Björnson stuurde hem de eerste scenes op van een opera over de Noorse koning Olav Trygvason. Grieg begon er onmiddellijk aan te werken, maar niet snel daarna verzandde de samenwerking tussen beiden in verwijtende brieven heen en weer. De opera zou er nooit komen.
Tijdens de impasse rond de opera kreeg Grieg een brief. Van Henrik Ibsen, de bekende dichter en toneelschrijver die Grieg eerder al in Rome had ontmoet. Grieg had diens drama Brand met erg veel plezier gelezen. Of Grieg misschien de toneelmuziek wilde schrijven voor Peer Gynt? Grieg zegde haast onmiddellijk toe. De rijkelijke verloning verleidde hem, maar ook het vooruitzicht om symfonische muziek te kunnen schrijven voor zo een belangrijk werk. Al snel hing de opdracht echter als een zwaard van Damocles boven zijn dagelijkse leven. Het schrijven ging moeizaam. Grieg vond het allesbehalve makkelijk om zijn muziek ten dienste te stellen van de vele spectaculaire wendingen in het verhaal. Het duurde achttien maanden voor de partituur af was. Maar de muziek van Peer Gynt zou Grieg wel onsterfelijk maken.
In dezelfde periode waarin Peer Gynt tot stand kwam, vlamde ook Griegs liefde voor de landschappen van zijn thuisland op. Grieg en zijn echtgenote Nina reisden veel. Ze leefden als moderne nomaden en bleven meestal niet langer dan enkele maanden op dezelfde plek wonen. Ze verbleven vaak in Kopenhagen of Christiana, of trokken door Europa, maar minstens evenveel tijd spendeerden ze in de natuur. De Hardanger fjord was een van Griegs favoriete plekken: een diepe fjord, omgeven door met ijs bedekte bergtoppen, liefelijke valleien en een weelde aan bloemen. De liefde voor het landschap liep als een rode draad doorheen haast al het werk van Grieg heen. Een mooi voorbeeld daarvan is het lied Langs ei å (‘Langs een rivier’) op een tekst van de plattelandsdichter A.O. Vinje.
Omstreeks 1883 haperden de tandraderen van Griegs creativiteit. Hij was ontevreden met zijn werk en zijn relatie met Nina raakte verstard. Tijdens de zomer vertrok hij alleen naar Duitsland op een lange concerttournee, onzeker of hij nog wel wilde terugkeren. Hun gezamenlijke vrienden Marie en Frantz Beyer ondernamen een verzoeningspoging en slaagden daar wonderwel in. Wat de Griegs nodig hadden, was vaste grond onder hun voeten – zo fluisterden hun vrienden hen in. En dus begonnen de Griegs begin 1885 aan de bouw van een prachtig landhuis in Troldhaugen, ten zuiden van Bergen, aan de Nordåsvannet Baai. Het zou voor de rest van hun leven hun thuis blijven. Grieg liet er ook zijn eigen componeerhut bouwen met uitzicht op het water.
Vanaf dan verliep het leven van de Griegs in een vast patroon. Tijdens de lente en de zomer verbleven ze in Troldhaugen. Grieg slofte elke morgen plichtsbewust naar zijn hut en componeerde er tot de inspiratie op was of tot het leven hem afleidde. Op het einde van de zomer ondernam hij telkens een trektocht in de bergen. De herfst en de winter besteedde Grieg aan lange concerttournees waar hij ondanks zijn slechte gezondheid moeilijk aan kon weerstaan. Hij trad op als dirigent en als pianist en oogstte weerkerend succes in onder andere Leipzig, Praag, Berlijn, Londen en Parijs. Door het vele reizen veranderde geleidelijk aan ook Griegs artistieke kijk. Meer en meer profileerde hij zich als een echte kosmopoliet, iemand die overal in de wereld thuis was.
Grieg ontving eredoctoraten van de universiteiten van Cambridge en Oxford en sloot vriendschap met componisten als Johannes Brahms, Peter Tchaikovsky, Frederic Delius en Camille Saint-Saëns. Ondanks al die internationale erkenning bleef Grieg telkens opnieuw terugkeren naar de muziek van zijn eigen land. Voor Slåtter, een bundel korte stukjes voor piano, vond Grieg inspiratie in de melodieën van Hardangerviolist Knut Dahle. Dahle had zijn kunst geleerd van de legendarische violist Myllarguten en trok al jarenlang aan Griegs mouw met de vraag om dit erfgoed neer te schrijven. Grieg twijfelde en stuurde er uiteindelijk zijn collega Johan Halvorsen op uit. Maar toen hij Halvorsens transcripties onder ogen kreeg, reageerde Grieg bijzonder enthousiast. Slåtter werd een van Griegs laatste werken.
Uiteindelijk eiste het veelvuldige toeren zijn tol. Grieg wilde graag verder, maar zijn lijf was op. Terwijl hij in Bergen op de boot naar Engeland wachtte voor een concert in Leeds, begaf zijn gezondheid het. Grieg stierf op vier september 1907. Zijn uitvaart was een publiek evenement, waarop ook de Dodenmars voor Rikard Nordraak weerklonk. Grieg droeg de partituur ervan al een hele tijd bij zich, voor het geval de dood hem zou overvallen. Griegs as en veel later ook die van Nina Grieg, werden bijgezet in een bergcrypte vlak bij zijn villa in Troldhaugen met uitzicht op hetzelfde landschap dat Grieg bij leven zo geïnspireerd had.
Grieg geldt als de belangrijkste Noorse componist. Zijn ranke pianomuziek en weemoedige liederen roepen haast automatisch beelden op van dramatische kliffen, stijl uitgesneden fjorden en besneeuwde vlaktes. Net zoals de vele natuurgeluiden en de lokroepen van de herders uit Peer Gynt dat doen. En ook Peer Gynt zelf, het onsterfelijke personage van toneelschrijver Henrik Ibsen, lijkt wel rechtstreeks uit het Noorse landschap geplukt. Maar hoe komt dat precies? Waarom hechtte Grieg zoveel belang aan de muziek van het Noorse platteland? En wat was precies de band tussen de volksmuziek en het streven naar een onafhankelijk Noorwegen?
‘Muziek schrijven die het Noorse landschap uitbeeldt, het leven van de mensen, de geschiedenis van het land en de poëzie van het volk, dat lijkt me een roeping waarin ik voel dat ik iets zou kunnen bereiken’, schreef Grieg in 1875 in een brief naar de dichter Björnson. Wie denkt dat Grieg met muziekpapier de bergen in trok om de eeuwenoude liederenschat van zijn land op te tekenen, heeft het echter mis. Liever vertrouwde Grieg op collecties van bijvoorbeeld de verzamelaar Lindeman, wiens melodieën Grieg arrangeerde voor piano. Grieg sprong heel vrij met Lindemans materiaal om. Liever liet hij de oude, ruwe noten een modernere wijs zingen, gebaseerd op de klanken van de hedendaagse kunstmuziek. Wees Griegs muziek dan tegelijk vooruit en achteruit?
In de 19e eeuw doken overal in Europa en elders in de wereld nationalistische discoursen op. Niet voor het eerst in de geschiedenis, maar wel voor het eerst met een duidelijk politiek project: het streven naar een eigen staat voor al wie tot hetzelfde ‘volk’ behoorde. De herwaardering van volkstradities speelde een belangrijke rol in dat nationale bewustzijn. Folklore smeedde het volk aan elkaar. In de 20e eeuw toonden historici aan dat veel van die nationale tradities ten dele ‘constructies’ waren. ‘Uitgevonden tradities’, noemden Hobsbawm en Ranger ze, die tegemoet kwamen aan ‘een verlangen naar samenhang’. Die dubbele richting typeerde het nationalisme: zowel terugkijkend naar een nostalgisch cultureel verleden als vooruitkijkend naar een hoopvolle politieke toekomst.
Ook in Noorwegen groeide in de 19e eeuw het verlangen naar onafhankelijkheid. Noorwegen viel aan het begin van de 19e eeuw al meer dan vier eeuwen onder Deens gezag. In 1814 werd Noorwegen, na Denemarkens steun aan Napoleon, afgestaan aan Zweden. Noorwegen zocht naar aansluiting met Europa en naar een eigen identiteit los van de Deense of de Zweedse. Tegelijk liep het Noorse platteland in diezelfde periode leeg door massale migratie naar Noord-Amerika. Daardoor had de bevolking het gevoel iets wezenlijks kwijt te raken. De opkomende industrie en de aangroei van de steden, deden de ongerustheid nog groeien. De volkscultuur van het platteland dreigde haar gezicht te verliezen en dat zorgde voor een nostalgische en behoudsgezinde omgang met de plattelandstradities.
Knut Dahle was de oude Hardangerviolist uit Telemarken die mee aan de basis lag van Griegs Slåtter. Toen hij Grieg voor het eerst aanschreef in 1888, deed hij dat vanuit nostalgische bekommernissen. ‘Ik heb mijn kunst van de grote meesters geleerd’, zo schreef hij. ‘Ik vraag me al lang af of de oude dansmelodieën niet in noten kunnen worden gevat, zodat ze op het einde van mijn leven niet samen met mij begraven worden.’ Na een verblijf bij zijn geëmigreerde zoon in Iowa, schreef Dahle opnieuw naar Grieg. Het leek alsof zijn vraag in tussentijd alleen maar dringender was geworden. Dahles vraag verwees naar het verleden. Maar de manier waarop Grieg met Dahles melodieën omging, blikte vooruit naar de toekomst: het onafhankelijke Noorwegen, waar Grieg van droomde, had een eigen artistieke stem nodig.
Grieg was een hevige supporter van de Noorse strijd voor onafhankelijkheid. Wanneer hij maar kon, wendde hij zijn invloed als bekend componist aan om de zaak vooruit te helpen. De echte onafhankelijkheid, die na moeizame onderhandelingen tot stand kwam, volgde pas op zeven juni 1905. Op het einde van dat jaar noteerde Grieg in zijn dagboek: ‘Wat een groots jaar, ik neem er afscheid van met grote dankbaarheid! En toch: zonder de jeugdige dromen die dit jaar zijn uitgekomen, zou mijn kunst niet haar ware achtergrond hebben gehad. Die verlangens hebben hun stempel gedrukt op mijn muziek. Was de zevende juni in mijn jeugd gekomen, dan wat? Nee, het is goed zoals het is. Die levenslange strijd was het grootste geluk voor zowel het individu als de natie. Vrijheid is: de strijd voor vrijheid!’
Grieg werd in zijn nationalistische streven heel erg beïnvloed door de schrijver Björnson. Toch was het de samenwerking met die andere grote Noorse schrijver, Henrik Ibsen, die Griegs muziek onsterfelijk zou maken. Ibsen raakte bij het hedendaagse publiek bekend met zijn latere, sociaal-realistische klassiekers zoals Een Poppenhuis of Hedda Gabler. Rauwe verhalen zijn het, waar personages in voor de kijker erg herkenbare settings geconfronteerd worden met morele en emotionele dilemma’s die net zo goed uit het gewone leven lijken te zijn gerukt. De uitkomst van de door Ibsen gepresenteerde dilemma’s is meestal gitzwart: in Het Poppenhuis laat Nora haar kinderen achter, in Hedda Gabler is zelfmoord de enige manier om te ontsnappen aan een zelfgewoven web.
Lang daarvoor echter, in de jaren 1860, was ook Ibsen onder de betovering geraakt van de Noorse volkskunst. Ibsen vroeg een beurs aan om volksmythes en sprookjes te kunnen gaan verzamelen op het platteland. Op weg naar de westkust trok hij te voet door de Gudbrandsdalen vallei en over de Sognefjell bergen. Daar kwam hij voor het eerst in contact met de verhalen over de lokale legende Peer Gynt. ‘Wist je dat Peer Gynt echt bestaan heeft?’ schreef Ibsen naar zijn uitgever. ‘Hij woonde in Gudbrandsdalen, waarschijnlijk aan het einde van de vorige eeuw. De lokale gemeenschap kent nog altijd zijn naam.’
Ook Ibsen was een nationalist, maar hij keek met een heel andere blik naar zijn eigen land dan Grieg en Björnson dat deden. Ibsen had een verwrongen relatie met zijn thuisland, tussen liefde en misprijzen in. Hij vertrok in 1864, op 36-jarige leeftijd, uit Noorwegen en zou er pas 27 jaar later weer terugkeren. Zijn grote ‘Noorse’ klassiekers, schreef hij in Sorrento, Rome, Leipzig, Dresden en München. In Brand, het toneelstuk dat aan Peer Gynt voorafging, leverde Ibsen stevige kritiek op de manier waarop Noorwegen zich afzijdig had gehouden tijdens de oorlog tussen Denemarken en Duitsland in 1864. Dit was volgens Ibsen een verraad ten opzichte van een mogelijke Scandinavische eenheid. Ibsen typeerde de Noren in Brand als zelfgenoegzaam en lafhartig.
Ook met Peer Gynt wilde Ibsen de Noren een spiegel voorhouden. Ibsen schilderde Peer als een typische man van het platteland, een egoïst, iemand die zich in leugens hult en in zijn verbeelding altijd verder kan springen dan hij in werkelijkheid kan. Zijn brokkenparcours verplicht hem tot eindeloze omzwervingen, steeds verder van huis weg. Wanneer hij uiteindelijk weer thuis komt, blijkt dat zijn geliefde Solveig altijd op hem heeft gewacht. Peer heeft zijn leven vergooid, zo beseft hij, wanneer hij in Solveigs armen vrede vindt. Ibsens tekst is veelkleurig en gelaagd. Peer Gynt is tegelijkertijd een luchthartig sprookje, een bittere tragedie, een knotsgekke komedie, een exotische vlucht van de fantasie en een bittere satire.
Grieg herkende het beeld dat Ibsen zijn landgenoten voorhield. ‘Misschien doet de opvoering van Peer Gynt de mensen in Oslo wel deugd’, schreef Grieg aan Björnson in 1875 tijdens het werken aan de partituur voor Peer Gynt. ‘Het materialisme is aan een opgang bezig en verstikt alles wat we als goed en heilig beschouwen. We hebben een spiegel nodig, waardoor het egoïsme zichtbaar wordt. Peer Gynt is zo een spiegel. Pas dan wordt het mogelijk om thuis te komen en weer op te bouwen.’
Sommige luisteraars halen vandaag hun neus op voor Griegs Peer Gynt. Te suikerachtig, te sentimenteel. Griegs toegankelijke muziek en de zwart-bittere ondertonen van Ibsens toneelstuk zouden elkaar volgens sommige critici alleen maar in de weg zitten. En toch was het precies die combinatie – de overweldigende charme van Griegs muziek en de diepte van Ibsens existentiële vragen – die Peer Gynt tot een onovertroffen succes maakte. Peer Gynt getuigt vooral van Griegs ongelofelijke muzikale wendbaarheid. Grieg bewees niet alleen in de kleine klankwerelden van het lied en de pianomuziek uit te blinken, maar ook het grote orkest te kunnen laten spreken als een verlengstuk van onze eigen fantasie. De verbeelding aan de macht!
Toen Ibsen Peer Gynt in 1867 liet uitgeven, was het helemaal niet zijn bedoeling om het werk op de scène te brengen. Net als bij Brand, had Ibsen zijn drama over Peer Gynt en diens groteske avonturen in versvorm genoteerd. Voor Ibsen was Peer Gynt dan ook in de eerste plaats poëzie. Bovendien lapte het drama zowat alle beperkingen van het theater uit die tijd aan zijn laars. Ibsen schakelde in zijn tekst zo vaak tussen verschillende settings dat geen enkele decorbouwer hem zou kunnen volgen. Hij liet droom overvloeien in werkelijkheid, folkloristische fantasie in rauw realisme. Het drama was ook nog eens erg lang: een toneelversie leek onbegonnen werk. Toch werd in 1870 al een eerste – mislukte – poging ondernomen om het stuk toch op de planken te krijgen.
In 1874 waagde Gustav Josephson, de Zweedse directeur van het Christiania theater in Oslo, zich samen met Ibsen aan een tweede poging. Ibsen herwerkte de tekst en kortte hem serieus in. En hij vroeg de jonge componist die hij acht jaar daarvoor in Rome had ontmoet om muziek bij het drama te schrijven. Grieg aanvaardde de opdracht, maar bleef gedurende het hele schrijfproces zijn twijfels hebben bij het project. In zijn brieven aan vrienden klaagde hij veelvuldig over de opdracht. Zo schreef hij bijvoorbeeld: ‘Het onderwerp is gewoon onhandelbaar … De tekst is van dien aard dat je elke gedachte aan ware muziek maar best begraaft, om je te kunnen concentreren op louter uiterlijke effecten.’
Griegs beide ouders stierven in de periode voorafgaand aan de première van Peer Gynt. Grieg bleef in Bergen. Hij liet de repetities aan zich voorbijgaan en ook tijdens de première-avond, op 24 februari 1876 in het Christiania theater, bleef hij afwezig. Dat had deels te maken met de zware emotionele tol die de dood van zijn ouders van hem eiste, maar net zo goed met Griegs twijfels over de artistieke kwaliteit van de hele onderneming. Het niveau van het orkest baarde hem zorgen en hij had het gevoel dat hij als componist zijn idealen aan de kant had moeten schuiven om het publiek te behagen. In een brief aan collega-componist Johan Selmer schreef hij: ‘Mocht ik het gevoel hebben gehad dat ik mijn beste zelf er kon verdedigen, dan was ik natuurlijk wel naar de première gegaan.’
De première-avond werd, ondanks Griegs twijfels, een overdonderend succes. De kranten roemden de dag nadien unaniem de prestatie van de hoofdrolspeler Henrik Klause, die zijn personage ongeziene glans en diepte had weten te geven. Maar ook de muziek van Grieg vergaarde ruime lof. ‘Het optreden duurde ongeveer vijf uur, maar de aandacht van het publiek verslapte niet. Dat had alles te maken met de muziek van Edvard Grieg … De muzikale invulling getuigt van originaliteit en durf.’ Peer Gynt werd maar liefst 37 keer herhaald tijdens die lente. Hernemingen volgden in 1892 en 1902. In 1886 speelde het stuk Kopenhagen plat en ondertussen begon Peer Gynt ook aan een internationale veroveringstocht met uitvoeringen in onder andere Parijs, Leipzig, Berlijn en Moskou.
Ondanks die vele hernemingen bleef Grieg lang onzeker over zijn muziek voor Peer Gynt. Een tiental jaar na de première publiceerde Grieg twee orkestsuites waarvoor hij de meest populaire nummers uit de toneelmuziek bundelde, zoals Morgenstemming of Anitra’s dans. De suites werden immens populair en kenden aftrek tot in Azië, Afrika en Australië toe. Pas dan raakte Grieg er langzaamaan van overtuigd dat hij een werk van blijvende schoonheid had gecreëerd. Tegelijk bleef hij geloven dat de muziek het beste tot haar recht kwam in combinatie met het toneelstuk. Het duurde tot een jaar na Griegs dood vooraleer de eigenlijke toneelmuziek voor het eerst in druk verscheen. In 1988, meer dan honderd jaar na de première, kwam er pas een correcte, volledige editie van alle muziek die Grieg voor Peer Gynt had geschreven.
Sommige stukken uit Peer Gynt klinken ons vandaag als pure folk in de oren. In de eerste akte trekt Peer naar een bruiloft. Tijdens de energieke dansen op het feest ontmoet hij Solveig, zijn latere geliefde. De dansmelodieën komen uit Griegs eigen koker, maar grijpen wel terug op twee belangrijke vormen uit de Noorse viooltraditie. De Halling is een stevige dans in twee, de Springar een ietwat soepelere dans in drie. Dat deze muziek vandaag nog altijd als Noorse volksmuziek in onze oren klinkt, bewijst hoe goed Grieg de tradities van de Hardangerviolisten in zijn vingers had zitten. In de prelude van de tweede akte horen we kleine fragmentjes uit de Halling opnieuw, maar dan getransformeerd. Grotesk, donker en onheilspellend: mooie liedjes duren nooit lang.
Nadat Peer er tijdens de bruiloft met de bruid vandoor ging, wordt hij door zijn dorpsgenoten verbannen. Tijdens zijn omzwervingen door de bergen ontmoet hij drie herdersmeisjes. Ze wachten op trollen die hen zullen verleiden, al denkt Peer dat ook hij hen wel een en ander te bieden heeft. Ook voor deze scène doopte Grieg zijn pen diep in de traditionele klanken van Noorwegen. De zang van de meisjes is doorspekt met levendige dansritmes en volgt een heel eenvoudige, monotone melodie. Grieg vroeg de zangeressen om ‘wilde en hese klanken’. ‘Dit is een riskant stuk’, schreef Grieg in een brief. ‘Ofwel maakt het een slechte indruk, ofwel wordt het een complete hit – wild, duivels en sensueel … Ik denk dat dit een van de plaatsen is in de partituur, waar de muziek ophoudt nog echt muziek te zijn.’
Met In de hal van de Bergkoning betreedt Peer – en Grieg met hem – het domein van de trollen, een nieuwe en nog onbekende wereld. Grieg moest diep in zijn verbeelding kruipen om de fantasierijke scènes met de trollen van noten te voorzien. Hij bedacht een korte trollenmelodie die onmiddellijk de aandacht trekt. Dat melodietje liet hij voortdurend weerkeren. Steeds sneller en steeds luider, in één grote spanningsboog, tot je oren er bijna van ontploffen. Hetzelfde procedé zou ook Ravel later uitwerken in zijn beroemde Bolero. Zelf zag Grieg echter niet veel in zijn creatie. ‘Ik heb iets bedacht voor de Bergkoning dat ik zelf nauwelijks kan verdragen’, schreef hij aan zijn vriend Frantz Beyer. ‘Het ruikt naar koeienvlaaien, overdreven Noors provincialisme en trollerige zelfgenoegzaamheid.’
In de scène waarin Peers moeder Aase sterft, toonde Grieg hoe fijnzinnig hij met Ibsens tekst omging. Peer schept in die scène op tegen zijn moeder over een knotsgekke sledetocht. In plaats van de blije toon van Peers woorden te spiegelen, koos Grieg ervoor om de sfeer van de nakende dood in zijn muziek op te roepen. Grieg creëerde zo een scherp contrast tussen Peers neiging om de realiteit te ontvluchten en de harde realiteit van Aases sterfbed. Grieg greep voor deze orkestrale passage ten dele terug op de dodenmars die hij voor zijn vriend Rikard Nordraak had geschreven. Al is de orkestrale stijl in De dood van Aase nog een pak intenser.
In het vierde bedrijf blijkt Peer in Marokko te zijn beland. De melodie van de Morgenstemming beschrijft een zonsopgang aan de kusten van Afrika. Maar de melodie die door de fluiten wordt ingezet en uit slechts vijf tonen bestaat, zou evengoed een Noorse ochtend kunnen oproepen. Bovendien liet Grieg het thema al eens eerder aan bod komen, tijdens de ontmoeting met De vrouw in het groen in de tweede akte. Bij de eerste klankuitbarsting lijkt het alsof de zon door de ochtendnevel breekt. Verder zitten er vogelgeluiden in de partituur en golvende figuren die natuurbeelden lijken op te roepen. Maar Grieg zelf vond dat men het stuk moest beluisteren als ‘pure muziek’ – een rustpunt in Peers voortrazende avonturen.
Peer vermomt zich in bedoeïenkleren en wordt door een lokale stam als een profeet onthaald. In die hoedanigheid probeert hij het meisje Anitra te verleiden. Anitra en de meisjes dansen voor Peer. Hier putte Grieg uit alle muzikale clichés die 19e-eeuwse componisten gebruikten om oriëntaalse scènes uit te beelden: tamboerijntjes, hoge fluiten, cymbalen, Arabische trom, brutale unisono zanglijnen, uitheems aandoende toonaarden. Veel meer dan om echte oriëntaalse muziek, ging het om de ultieme verbeelding van een oosterse wereld die helemaal tegengesteld was aan de onze. Grieg toonde zich er een meester in. Met Anitra’s dans smokkelde Grieg dan weer een bevallige wals de woestijnoase in. Het is een van Griegs meest aantrekkelijke orkeststukken.
Solveigs lied is een van de hoogtepunten van Peer Gynt. Nadat Peer door Anitra bedrogen en bestolen wordt achtergelaten in de woestijn, schakelt het decor plots naar Noorse bergen en wouden, die baden in een frisse zomerzon. Wanneer Solveig begint te zingen en haar trouw aan Peer uitzingt, kantelt het verhaal. Eerst volgt er een nog onfortuinlijker avontuur in een Egyptisch gekkenhuis, maar in Peers hart is er iets veranderd: hij wil naar huis. Pas daar zal hij tot inzicht komen – zij het te laat. Grieg componeerde voor dit overweldigende moment een melodie die uitblinkt in natuurlijke charme en eenvoud. Grieg imiteerde opzettelijk de stijl van een volkslied, om de roep van Peers thuisland kracht bij te zetten. In Solveigs lied horen we opnieuw Griegs kracht als liedcomponist. Een kracht die hij misschien aan zijn eigen vrouw Nina, die ook zangeres was, te danken had.