Wist je dat Beethoven zijn zevende symfonie schreef temidden allerlei fysieke, amoureuze en mentale moeilijkheden? En dat de première in december 1813 zo’n succes was dat het hele tweede deel herhaald moest worden? En wist je ook dat Beethoven het werk aan de symfonie afwisselde met het maken van arrangementen van Schotse en Ierse volksliederen, en dat wellicht daarom in de zevende symfonie de volkse deuntjes en dansritmes nooit ver weg zijn? Ontdek deze en alle andere geheimen achter Ludwig van Beethoven en zijn zevende symfonie via het online verhaal vol muziek- en videofragmenten.
Het is een monument in de muziekgeschiedenis. Het is een van de meest geliefde symfonieën, van een van de meest bewonderde componisten. Beethovens Zevende symfonie verveelt geen fractie van een seconde. Het is een werkstuk dat je met verstomming slaat. Hoe komt dat? Wat zijn precies de sterktes van Beethoven en van deze symfonie? Wie was hij eigenlijk, en hoe zat dat nu weer met zijn doof worden? Was hij niet ook een beetje een misantroop? Schreef hij niet opvallend veel instrumentale muziek? En wat valt er precies allemaal te vertellen over die Zevende symfonie?
Over Beethoven is vrij veel bekend. Er zijn flink wat ‘egodocumenten’ van hem overgeleverd, naast veel ander archiefmateriaal, waardoor we grote delen van zijn leven zorgvuldig kunnen reconstrueren. (Daardoor weten we bijvoorbeeld dat Beethoven tijdens zijn dertig jaar in Wenen 67 keer verhuisde – sic.) In dit hoofdstuk bekijken we kort zijn start in Bonn, zijn overstap naar Wenen, de worsteling met zijn doofheid en andere fysieke ongemakken, zijn sociale isolatie, zijn daarmee gepaard gaande liefdesperikelen, zijn beroemde, sombere testament. Onderweg werpen we een blik op Beethovens oeuvre, dat vooral bestaat uit pianomuziek, kamermuziek en orkestwerk.
In het Magazin der Musik van maart 1783 staat een verslag over een jonge tiener uit Bonn – een zekere Louis van Beethoven. Dit gaat natuurlijk over Ludwig, geboren in december 1770. Zijn ouders hadden de naam Ludwig eerder aan een ander kind gegeven, maar dat was gestorven. De nieuwe Ludwig krijgt lessen viool en piano van zijn vader. Hij mag al snel bij andere leraars ook orgel en altviool leren spelen. Bij Christian Gottlob Neefe (1748-1798) volgt hij muziektheorie. ‘Hij traint hem nu in compositie, en heeft ter aanmoediging negen variaties voor piano – door hem geschreven op een mars [van Dressler] – laten graveren in Mannheim.’ Volgens de schrijver van het artikel is de jongen ‘een veelbelovend talent’. Als hij zo doorgaat, wordt hij ongetwijfeld ‘een tweede Wolfgang Amadeus Mozart’.
Ludwig van Beethoven is op zijn veertiende al professioneel muzikant. Daardoor blijft zijn algemene scholing wat achterop: ondanks zijn duidelijke intelligentie blijft Beethoven zijn leven lang ‘laaggeschoold’. Intussen is de thuissituatie echt niet goed. Vader Jean heeft een ernstig drankprobleem. Met het overlijden in 1787 van zowel Jeans vrouw Maria Magdalena als hun dochter Maria Margarete breekt de veer helemaal. Het gaat nu van kwaad naar erger. In 1789 neemt zoon Ludwig maatregelen. De keurvorst van Keulen, vaders werkgever, stemt toe om de helft van Jeans loon rechtstreeks aan Ludwig te betalen. Daarmee komt de jonge componist aan het hoofd van het gezin te staan, met de zorg om zijn broers. Intussen is hij vooral actief als altviolist in verschillende orkesten in Bonn.
Wie het in de 19e eeuw wil maken in de muziek, die trekt naar Wenen. Vrienden van Beethoven moedigen de jonge componist daartoe aan. ‘Ga in Wenen les volgen bij Haydn’, zeggen ze in 1792. Dat vindt Beethoven best een goed idee. Eerder in het jaar 1792 was Haydn in Bonn geweest. De twee componisten hadden kennisgemaakt, Ludwig had een cantate laten zien, Haydn was enthousiast. Bij zijn vertrek uit Bonn stellen vrienden een album amicorum samen. ‘Je gaat naar Wenen om je langgekoesterde wens in vervulling te laten gaan. Mozarts genie rouwt en huilt nog steeds om de dood van haar leerling. Ze vond een toevluchtsoord […] bij de onuitputtelijke Haydn.’ Om kort te gaan: ‘Met behulp van noeste arbeid zul je Mozarts geest ontvangen uit Haydns handen.’
Laat in 1792 arriveert Beethoven in Wenen. Bij aankomst gaat hij meteen op zoek naar een piano, een pruikenmaker, een dansmeester. Hij profileert zich als pianist en componist. Tegen 1800 is hij gelanceerd: na pianosonates en kamermuziek te hebben gepubliceerd komen er nu ook strijkkwartetten, en de eerste symfonie. Af en toe gaat hij op reis (Praag, Berlijn, Bratislava) maar Wenen zal zijn thuisbasis blijven. Rond de eeuwwisseling komt echter het spook van de doofheid aankloppen. In 1801 begint hij in brieven te signaleren dat het alsmaar slechter gaat. Het voelt progressief en ongeneeslijk – het gaat mogelijk om otosclerose, overmatige botvorming in het oor. Tegen 1818 is de doofheid compleet. Om met zijn omgeving te communiceren gebruikt hij conversatieboekjes, waarin bezoekers schrijven wat ze de meester willen zeggen.
Beethoven had bij het componeren van muziek weinig last van zijn doofheid. Het hinderde vooral zijn sociale leven, met name in de categorie romantiek. Aan een vriend schrijft hij dat hij ‘een leeg, triest leven’ leidt. ‘Mijn slechte gehoor achtervolgt me overal als een spook en ik vermijd alle menselijke omgang.’ Maar ‘een lief, charmant meisje’ brengt toch wat hoop. Hij wil met haar trouwen, maar: ‘Helaas is ze niet van mijn klasse.’ Waarschijnlijk gaat het hier om Giulietta Giucciardi, aan wie de beroemde Mondschein-sonate is opgedragen. Het draait met Giulietta op niets uit, zoals ook andere verliefdheden floppen. Hoeveel pijn dit hem doet, lezen we in een brief uit 1812 aan de ‘unsterbliche Geliebte’ – Beethovens enige brief aan een vrouw (misschien Antonie Brentano) waarin hij het informele ‘du’ gebruikt.
De eerste jaren in Wenen zijn voor Beethoven als componist nog niet zo productief. Maar dat verandert snel. Hij publiceert een pianotrio (opus 1) en drie pianosonates (opus 2). In de vorige zin is het woord ‘piano’ dominant. Beethoven was naam aan het maken als pianist, met een stevige reputatie als improvisator. Dat hoor je in veel van zijn werken. Het rapsodische, het improvisatorische is nooit ver weg. Niet voor niets schreef Beethoven zijn hele loopbaan lang ‘variaties’ – een reflectie daarvan. Opvallend is, dat Beethoven sonates in vier delen schrijft, terwijl tot dan de driedelige sonate gebruikelijker was (zoals bij Mozart en Haydn). Een van Beethovens innovaties was de omvorming van het soepele Menuet tot spits Scherzo, iets wat later in zijn symfonieën nog van pas zal komen.
Tussen pianomuziek en orkestwerk in schrijft Beethoven veel kamermuziek. In die categorie trekken de strijkkwartetten bijzondere aandacht. Beethovens oude leraar Haydn had het hem voorgedaan. Met onder meer twee bundels van telkens zes strijkkwartetten zette Haydn in 1793 en 1797 de toon. Beethoven is geprikkeld, zijn ambitie groeit. Hij schrijft ter oefening in het genre hele bewegingen uit Haydns en Mozarts stijkkwartetten over. Zo leer je het vak van binnenuit kennen. Vanaf 1798 zet Beethoven zelf de stap. Niet toevallig houdt hij vanaf dan zijn ideeën structureler vast. Waar hij vroeger schetsen maakte op losse papieren, begint hij nu schetsboeken te gebruiken – een goudmijn voor de muziekwetenschapper. De komende dertig jaar zal Beethoven met regelmaat het genre ‘strijkkwartet’ beoefenen. Aan het eind van zijn leven was hij vooral daarmee bezig.
Beethoven had in Wenen al snel een vedette-status bereikt. Zoals hij tot de strijkkwartetten kwam via Haydn en Mozart, zo kwam hij door hen ook tot de symfonie. Zij hadden het model van de klassieke symfonie vastgelegd. Voor een componist was dit het summum. Ook Beethoven waagt zich eraan, met eerste pogingen in 1795 en 1796. De arbeid stokt. Pas in het voorjaar van 1800 krijgt hij een symfonie uitgevoerd. Die eerste symfonie is nog wat braafjes, met name in vergelijking met de latere symfonieën. Maar je voelt waar hij naar op weg is. Een symfonie van Beethoven is een groot meerdelig werk dat klinkt als een dramatisch verhaal. Het beluisteren ervan inspireert tot persoonlijke groei en neemt je mee op een intense spirituele reis. De echte Romantiek is geboren.
Beethoven bracht de zomer graag door in Heiligenstadt, net buiten Wenen. In 1802 werkt hij er aan zijn Tweede symfonie en aan een hele reeks kamermuziekwerken. Aan het eind van de zomer schrijft hij een merkwaardig document, nu bekend als het Heiligenstädter Testament. De toon is wanhopig. Dat hij door zijn toenemende doofheid als misantroop wordt gezien, kwetst hem. Hij is klaar voor de dood. Maar zover is het gelukkig nog niet. Hij blijft nog een kwarteeuw leven, zelden zonder gezondheidsklachten. In december 1826 lijst Beethoven een en ander op: gezwollen voeten, geelzucht, water in de buik. In het licht van zijn levercirrose is het geschenk van uitgever Schott cynisch: twee dozijn flessen Rijnwijn. In maart sterft Beethoven. Hij is 56 geworden. De begrafenis in Wenen wordt bijgewoond door tienduizend mensen.
Even vanuit vogelperspectief naar Beethovens context kijken. In dit tweede hoofdstuk overwegen we kort hoe de situatie in Bonn was aan het eind van de 18e eeuw, hoe diep de Vlaamse wortels van Beethoven zaten, hoe Wenen een componist als Beethoven wist te stimuleren, hoeveel de moderne piano aan Beethoven te danken heeft, hoe het symfonie-orkest evolueerde tijdens zijn leven, hoe hij de klassieke symfonie naar zijn hand zette (en hoe zo de romantische symfonie ontstond), hoe hij (niet) in bewondering stond voor Napoleon Bonaparte, en hoe hij door de Weense aristocratie financieel ondersteund werd.
Bonn was een kleine, provinciale stad, maar wel de thuisbasis van de keurvorst van Keulen. De familie ‘van Beethoven’ had roots in Vlaanderen. Ludwigs grootvader werkte als zanger in Mechelen, Leuven en Luik. Hij kwam in het vizier van de keurvorst in Bonn, bij wie hij in 1733 zanger werd, en in 1761 zelfs Kapellmeister. Zijn zoon Johann, een tenor, viel voor de dochter van de kok van het zomerpaleis van de keurvorst in Ehrenbreitstein. Dat zijn de ouders van ‘onze’ Ludwig. Opgroeiend kan de jonge Beethoven steun genieten van invloedrijke families, zoals Waldstein en Hatzfeld. Een bijzondere band is er met de familie Breuning. Frau von Breuning is als een tweede moeder voor Beethoven, en haar zoon Stephan blijft levenslang een goede vriend van de componist.
In 1781 schreef Mozart aan zijn vader: ‘Wenen is de beste plaats ter wereld voor mijn beroep’. Elf jaar later is Beethoven dezelfde mening toegedaan. Hij trekt naar Wenen om er voor altijd te blijven. De keurvorst in Bonn hoopt dat Beethoven zal terugkeren: ‘Ik vraag me af of hij niet beter aan zijn terugreis kan beginnen om zijn taken hier te hervatten; want ik betwijfel ten zeerste of hij tijdens zijn huidige verblijf enige belangrijke vooruitgang heeft geboekt op het gebied van compositie en smaak.’ Maar Beethoven keert niet terug. Het Weense milieu is vruchtbare bodem, zoals overigens voor veel andere componisten. Er zal in geen enkele stad ter wereld meer muziek van hoge kwaliteit worden gemaakt dan in het Wenen van de 19e eeuw.
In de 18e eeuw experimenteren instrumentenbouwers met de mechaniek van klavierinstrumenten. Wat als we ‘het dokje’ (het plukkend mechanisme) uit de klavecimbel halen en in de plaats daarvan iets met hamertjes voorzien? De hamer moet wel vrij tegen de snaar kunnen vliegen, en ver genoeg van de snaar tot rust kunnen komen, zo niet zal die hamer weg en weer slingeren tussen mechaniek en snaar. Als dat lukt, kunnen we een veel groter dynamisch bereik realiseren. De pianoforte (‘zacht-luid’) is geboren. In geen enkele andere periode van de geschiedenis van de piano heeft het instrument meer evolutie doorgemaakt dan tijdens het leven van Beethoven. Zijn veeleisende pianomuziek – met alsmaar diepere en hogere, maar ook zachtere en luidere noten – heeft bouwers gedwongen tot het ontwikkelen van grotere, sterkere instrumenten.
Het standaard orkest van de jonge Haydn en Mozart bestond uit violen, altviolen, celli, contrabassen, een paar hobo’s, een paar hoorns, en een of twee fagotten, met soms nog een klavecimbel of orgel als ‘continuo’ – een erfenis uit de barok. De vioolpartij bestond meestal uit twee groepen, terwijl de contrabassen gewoon de partij van de celli verdubbelden. Trompetten of pauken waren een optie. Tegen het einde van de 18e eeuw bestaat een orkest uit de eerdergenoemde instrumenten, minus die continuopartij, maar plus fluiten en klarinetten. De partijen voor celli, fagotten en contrabassen worden meer en meer zelfstandige onderdelen van de compositie, niet zomaar mekaars versterking. Ten tijde van Beethoven vergroot de hoornsectie van twee naar drie of soms vier instrumenten, en ook de trombone behoort stilaan tot de vaste bezetting.
Het woordje ‘symfonie’ – uit het Grieks ‘samen-klinken’ – heeft in de loop van de muziekgeschiedenis veel betekenissen gehad. Hildegard von Bingen was in de 12e eeuw zowat de eerste die het in muzikale context gebruikte. Vandaag staat het vooral voor een meerdelig orkestwerk, vaak met grootse allure, van componisten als Haydn, Mozart, Beethoven, Schubert, Brahms, Bruckner, Mahler. Spilfiguur in die geschiedenis is zeker Beethoven, wiens symfonieën model stonden voor de meeste symfonieën later in de 19e eeuw. Beethoven bouwde daardoor mee aan een mentaliteitsverandering. In zijn tijd verschuift de instrumentale muziek van ‘meer plezier dan cultuur’ (Kant, 1790) naar ‘opera voor instrumenten’ (Hoffmann, 1810). De symfonieën van Beethoven betekenen een triomf voor de instrumentale muziek, soms met een verhaal (zoals Beethovens Zesde symfonie), meestal eerder abstract (zoals zijn Zevende of Achtste symfonie).
Het is een van de meest vertelde verhalen over Beethoven – waar of niet. Toen hij in de zomer van 1803 in Oberdöbling aan zijn Derde symfonie werkte, schreef hij op de titelpagina de naam ‘Bonaparte’. Beethoven wou muzikale eer brengen aan Napoleon Bonaparte, die in de jaren daarvoor positief in het nieuws was geweest, onder meer met het sluiten van vrede met Oostenrijk en Rusland (1801) en de Vrede van Amiens (1802). Maar toen Napoleon besliste zichzelf tot keizer te kronen (1804) zou Beethoven teleurgesteld de opdracht van de symfonie geschrapt hebben. De derde symfonie werd nu een ‘heroïsche symfonie’, ‘gecomponeerd om de herinnering aan een groot man te vieren’. Het logische vervolg van de teleurstelling zien we in Beethovens opera Fidelio (1805), waarin de strijd om vrijheid centraal staat.
Wenen was ten tijde van Beethoven het grote machtscentrum van de Habsburgse dynastie. In het zog van die status kwam rijkdom en creativiteit als vanzelf naar de stad. Lettterlijk honderden adellijke families woonden er, hun tijd verdelend over Wenen en hun landgoederen in onder meer Oostenrijk, de Tsjechische landen, Hongarije. Het betekende een ongeziene influx van kunstenaars, waaronder veel componisten. Die konden hun werk laten horen in de paleizen en buitenverblijven van de aristocratie. Zo kwam Beethoven in contact met de 16-jarige aartshertog Rudolf, aan wie hij pianoles en later compositieles gaf. De twee zouden altijd bevriend blijven. Beethoven droeg veertien van zijn werken op aan de aartshertog. Veel andere aristocraten steunden Beethoven. Aan een van de rijksten onder hen, graaf Moritz von Fries, droeg Beethoven de Zevende symfonie op.
Het mecenaat vanuit de Weense aristocratie kwam regelmatig onder druk te staan. Toen het Franse leger Wenen opnieuw ‘bezocht’, moest de keizerlijke familie de stad verlaten. Ter afscheid (1809) en bij de terugkeer (1810) van aartshertog Rudolf schreef Beethoven een pianosonate. Het was voor Wenen – en dus ook voor Beethoven – een moeilijke tijd. Veel vrienden hadden de stad verlaten, en communicatie met de buitenwereld liep mank. De devaluatie van de Oostenrijkse munt in 1811 had voor Beethoven zware gevolgen. De levenslange ondersteuning die hij van drie belangrijke mecenassen mocht genieten – aartshertog Rudolf zelf, en de prinsen Kinsky en Lobkowitz – was plots veel minder waard. Als dan de ene prins van zijn paard valt en de andere prins in financiële moeilijkheden komt, is het aartshertog Rudolf die de meubels moet redden.
In dit derde hoofdstuk richten we onze ogen op de Zevende symfonie van Beethoven. We vatten samen wat Beethoven tot die Zevende symfonie bracht, wat hij in de aanloop ernaartoe zoal in zijn schetsboeken had genoteerd, wat de voornaamste muzikale bouwstenen van de symfonie zijn (het antwoord is: ritme, ritme en ritme), wat het grote plan was, wat voor elk van de delen de meest opvallende kenmerken zijn, wat ‘rustieke eenvoud’ precies betekent en waarom het misschien als verwijt opgevat kan worden, wat componisten als Berlioz en Wagner van de symfonie vonden, en welke muziek gebruikt werd in de sleutelscène van The King’s Speech.
In 1810 had Beethoven een huwelijksaanzoek gedaan aan Therese Malfatti – mogelijk de ‘Elise’ uit Für Elise. (Het is in haar nalatenschap dat het beroemde pianostuk gevonden werd.) Therese wees Beethovens avances af, waarna hij de pijn probeerde te verzachten in kuuroorden als Baden en Teplitz. In Teplitz, en daarna terug in Wenen, begint hij in de herfst van 1811 aan zeker twee nieuwe symfonieën. Eén daarvan, de Zevende, zal hij afwerken in april 1812. Het was alweer drie jaar geleden dat de vorige symfonie van Beethoven in première ging. In die tussentijd had hij wel andere belangrijke werken geschreven (zoals het ‘Keizersconcert’), maar het symfonisch werk bleef op de achtergrond. In de schetsboeken zijn doorheen de aanloopjaren naar de zevende sporadisch wel schetsen te vinden, soms gemerkt met het woord ‘Sinfonia’.
Het lijkt erop dat Beethoven van de Zevende symfonie een oefening in versvoeten wou maken. Doorheen de symfonie zijn korte ritmische motieven – zoals bijvoorbeeld lang-kort-kort, een zogenaamde dactylus – alomtegenwoordig. Het levert een werk op dat ritmisch erg vitaal en dynamisch is. De meeste thema’s van de symfonie herken je zelfs alleen al aan het ritme. Meeslepend, opwindend, bezwerend, opzwepend … Dat was ook Richard Wagner niet ontgaan. Hij werd bepaald lyrisch in zijn beschrijving van de symfonie. Hij vond dat Beethoven in de Zevende symfonie een soort ‘brutaliteit van de vreugde’ laat horen, ‘die ons met bacchanale kracht meesleept […] doorheen alle stromen en zeeën van het leven, het uitschreeuwend in blij zelfbewustzijn’. Wagner vatte de symfonie samen als ‘de apotheose van de dans’ – een erenaam die tot vandaag veel geciteerd wordt.
Vanaf 1809 verschijnen in Beethovens schetsboeken de eerste noten van een nieuwe symfonie. Het is een productief jaar. Toch voelt Beethoven zich niet zo goed. De sociale context in Wenen ligt hem niet zo lekker. Hij voelt zich vervolgd, hij hint op een verhuis naar elders. ‘Ik droom van vleugels als Daedalus om te kunnen wegvliegen.’ Maar de sociale isolatie heeft ook een zonzijde. Hij hoeft met niemand rekening te houden en kan voluit voor zijn volgende symfonie gaan. Later zal hij van die Zevende zeggen dat hij het een van zijn beste werken vindt. In het algemene plan van de symfonie valt op dat het grondplan van een vierdelige symfonie wordt gevolgd, maar dat bijna elk deel wel ongebruikelijke elementen bevat. Het genie Beethoven aan het werk.
De introductie van Beethovens Zevende symfonie doet wat denken aan de openingsbladzijden van de Vierde. Traag bewegende lijnen in de houtblazers worden ondersteund (of is het: verstoord) door tutti-akkoorden. Er zijn verrassend snelle harmonische wendingen. Intussen insisteert Beethoven op telkens één noot. Langdurig, aanhoudend. Alles is er op gericht de spanning hoog te houden, en zo de uitbundige vreugde van het Vivace-gedeelte mogelijk te maken. Het lijkt wel een Ode an die Freude: zo onweerstaanbaar verheffend en optimistisch is het volkse deuntje, met dat dansante ritme. Lang-kort-lang, lang-kort-lang – sneller dan je het kan zeggen. Die zes pulsen passen mooi binnen de 6/8-maat, een uitzonderlijke keuze voor een eerste deel van een symfonie. De harmonische wendingen houden aan, als wou Beethoven daarmee de afwezigheid van melodische contrasten opvangen.
Een recensent van de Zevende symfonie beschreef het tweede deel zo: ‘Door een combinatie van naïviteit en een soort geheime toverkunst wordt het onweerstaanbaar.’ Inderdaad: door een uitstekend gedoseerde graduele groei in vast ritmisch patroon – misschien haalde Ravel hier wel de mosterd voor zijn Bolero – ontkomen we niet aan een emotionele betrokkenheid die tot onweerstaanbare extase leidt. Je zou bijna vergeten dat dit eigenlijk het trage deel van de symfonie is, ook al staat er aan de start van de partituur ‘Allegretto’. Ter compensatie van de afwezigheid van typische lyrische melodieën zoals we die horen in de trage delen van andere symfonieën (tweede, vierde, vijfde, zesde) biedt Beethoven ons tussenin een paar momenten van op adem komen. Een lief, zacht uitgewerkt melodietje in majeure toonaard. Maar onderhuids blijft dat lang-kort-kort doorwerken.
Het derde deel van de Zevende symfonie is een Scherzo. Dat was te verwachten van Beethoven: hij deed het ook al in de nummers twee, drie, vier en vijf. Maar hier in de Zevende is het Scherzo wat opgerokken. Het is het langste Scherzo tot hiertoe, een voorafspiegeling van wat er in de Negende symfonie zal gebeuren. Als fait divers is het interessant om weten dat het materiaal voor dit derde deel in Beethovens schetsboeken aanvankelijk een eerste deel lijkt te zullen worden. Misschien daarom dat het relatief lang werd. In die schetsboeken staan de ideeën overigens nog in de la-groot toonaard (de hoofdtoonaard van deze symfonie) en in een andere maatsoort, terwijl in de uiteindelijke versie hier de fa-groot toonaard gebruikt wordt. Enigszins verrassend en ongebruikelijk, maar Beethoven komt er moeiteloos mee weg.
Het vierde deel start met twee donderslagen. Twee stevige tutti-akkoorden met korte nazindering en telkens een maat stilte erna. Mocht dat je niet wakkergeschud hebben, dan zeker wat er vanaf de vijfde maat komt. De snelst denkbare volksdans gaat van start, in een muzikale zetting die onmiddellijk erg besluitend te werk gaat. In de meeste uitvoeringen duurt het vanaf dit punt nog ongeveer acht minuten tot aan het einde. Maar het einde begint hier. Het thema is uiterst vinnig, hoewel opnieuw gebouwd op dat insisteren op één noot, maar dan met omspelingen. Het meest frappante voorbeeld daarvan zit aan het eind, waar de contrabassen een hele passage lang aan de stemknop van hun laagste snaar lijken te zitten draaien. Aan het eind kan je niet anders dan naar adem happen.
De Franse componist Hector Berlioz (1803-1869) was grote fan van Beethoven. Ook van de Zevende symfonie. Voor Berlioz was de Appasionata-pianosonate de top, hoewel het toch ook de symfonieën zijn die hem doen uitroepen dat Beethoven buitengewoon veel meesterwerken schreef, maar dat hij dan ook gewoon ‘niet menselijk’ was. Bovenmenselijk. Voor Berlioz is de Zevende symfonie op alle vlakken een meesterwerk. Beethoven toont ‘een overdaad aan technisch kunnen, smaak, verbeelding, kennis, en inspiratie’. Berlioz verdedigt Beethoven bovendien tegen een opmerking dat de symfonie te veel ‘rustieke eenvoud’ in zich draagt. Te volks, te populair. ‘Waarschijnlijk,’ zegt Berlioz, ‘zou [dit verwijt] nooit zijn gevallen mocht de componist, zoals in de Pastorale-symfonie, aan het begin van het Allegro in duidelijke letters hebben geschreven: Ronde de Paysans [Rondedans van de boeren]’.
De Zevende symfonie van Beethoven was een onmiddellijk succes. Op de première (1813) moest het tweede deel herhaald worden. Het is een topstuk van de klassieke muziek. In de film The King’s Speech begint bij de sleutelscène Beethovens dactylus-spondee metrum de gemoederen traag maar zeker op te zwepen. Is hiermee alles gezegd over de Zevende? Helemaal niet. Om het met de woorden van een recensent (1816) te zeggen: ‘Aan ons de aangename taak om de lezer […] kennis te laten maken met de opvallend mooie elementen van dit prachtige werk. Het mooiste daarvan, de geest van het geheel, kan hier niet in woorden worden gevangen. [Sommigen] zullen vinden dat we veel te weinig van de goede kwaliteiten naar voren hebben gebracht en er niet genoeg over hebben gezegd.’
Credits: 1971markus, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Atelier J. Merkelbach, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Avi1111, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Barr Epstein, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Christina Ebenezer, Daderot, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Dguendel, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Fralac, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Hamza , Sven Teschke, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Wellcome Images / Wellcome blog post, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Wellcome Images, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made
Credits: 1971markus, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Atelier J. Merkelbach, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Avi1111, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Barr Epstein, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Christina Ebenezer, Daderot, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Dguendel, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Fralac, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Hamza , Sven Teschke, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Wellcome Images / Wellcome blog post, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Wellcome Images, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made