DO 04 MEI - VR 05 MEI 2023TOPSTUKWEEK MESSIAENTurangalîla-symfonie
Deel 1: Messiaen mens en componist
Je luistert naar Amen de la Création uit Olivier Messiaen, Visions de l’Amen (1943). Yvonne Loriod & Olivier Messiaen, 1962.
1. Messiaen mens en componistMessiaen kan het allemaal
Je luistert naar Chiamo il mio ben così uit Christoph Willibald Gluck, Orfeo ed Euridice (1762). Bernarda Fink, Freiburger Barockorchester, René Jacobs, 2001.
Messiaen ziet het licht
Als kind leerde Messiaen zichzelf piano spelen. Hij vroeg als kerstgeschenk de partituur van Glucks Orfeo ed Euridice. De aria in F uit de eerste akte vond hij geweldig. Messiaen ontdekte zijn talent: hij kon een partituur lezen en de muziek in zijn hoofd horen. Zo wist hij nog voor zijn tiende dat hij zijn leven aan de muziek zou wijden.
Messiaen de katholiek
Bij hoge uitzondering speelt een ander thema. In de Turangalîla-symfonie gaat het om een meer universele benadering van liefde en dood. Toch zijn ook dat thema’s waarop hij vanuit zijn katholieke geloof een rustgevend antwoord had.
Je luistert naar Je dors, mais mon cœur veille uit Olivier Messiaen, Vingt regards sur l’Enfant Jésus (1944). Yvonne Loriod, 1975.
Messiaen de leraar
Velen voelden zich tot de meester aangetrokken. Ook bijvoorbeeld de Britse componist George Benjamin. Die vertelt hoe hij als tiener elke maand een paar dagen naar Parijs trok, om er bij Messiaen thuis les te volgen – in het Frans, want Messiaen sprak geen woord Engels. Op lessen van Messiaen stond geen maat: ze duurden makkelijk vier uur, en dat drie dagen na mekaar.
Veel van de avant-garde componisten van de 20e eeuw – zoals Boulez, Xenakis, Stockhausen – zijn langs Messiaen gepasseerd.
Je luistert naar Et Dieu essuiera toute larme de leurs yeux… uit Olivier Messiaen, Éclairs sur l’Au-Delà… (1992). Orchestre de l’Opéra Bastille, Myung-Whun Chung, 1994.
Messiaens aardse leven eindigt
Hem met Stravinsky vergelijken gaat verder dan de status alleen. Messiaen keek met bewondering naar Stravinsky’s Le sacre du printemps. Naast Debussy’s Pelléas et Mélisande was Le sacre het werk dat hij het vaakst en het uitvoerigst analyseerde. Het was ook vaste leerstof voor zijn studenten.
Messiaen stierf in het Beaujon-ziekenhuis in Clichy. Twee dagen later schreef The Washington Post over zijn orgelspel: ‘he shocked parishioners with his often violently emotional playing.’ En over zijn muziek klonk het dat die ‘influential, sometimes perplexing’ was.
Deel 2: Messiaen in zijn tijd
2. Messiaen in zijn tijdDe 20e eeuw, en hen daar laten
Messiaen heeft beide van dichtbij meegemaakt. Eerst als jongen, toen hij zijn soldaat-geworden vader langdurig moest missen, later toen hij als dertiger in een krijgsgevangenenkamp terechtkwam.
Toch leefde Messiaen graag en goed, in die 20e eeuw. Hij voelde zich door Frankrijk en door de Franse natuur gestimuleerd. Hij woonde in Parijs, waar veel kunstenaars leefden – al had hij die voor zijn eigen kunst niet nodig. Hij gaf graag en veel les en oefende zo een belangrijke invloed uit op de toekomst van de muziek.
Je luistert naar Paul Dukas, L’apprenti sorcier (1897). New York Philharmonic Orchestra, Leonard Bernstein, 1967.
Het einde van de 19e eeuw
Messiaens leraars waren 19e-eeuwers: Charle-Marie Widor (1844), Maurice Emmanuel (1862), Paul Dukas (1865). Toch waren het precies deze mannen – samen met hun tijdgenoot Claude Debussy (1862) – die de zaadjes voor Messiaens moderniteit plantten: Debussy met zijn gebruik van uitdrukkelijk andere toonaarden dan die van pakweg Wagner; Emmanuel met zijn interesse in oosterse muziek en volksmuziek.
Trivia: 1908 was ook het geboortejaar van Simone de Beauvoir, Bette Davis, Herbert von Karajan, Jacques Tati en Jimmy Stewart.
Je luistert naar Olivier Messiaen, La fauvette des jardins (1970). Yvonne Loriod, 1971.
La douce France
Maar Messiaen was ook een echte Fransman, voor wie terugkeren naar Frankrijk altijd thuiskomen was. Zijn geliefde streek was de Dauphiné, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het pianowerk La fauvette des jardins (‘een dag nabij de Grand lac de Laffrey, aan de voet van de Grand Serre’), of uit zijn Livre d’orgue (deels gecomponeerd met zicht op de Meije- en Tabuchet-gletsjers).
Je luistert naar Le Sourire (Cécile Sauvage) uit Olivier Messiaen, Trois Mélodies (1930). Sylvia McNair en Roger Vignoles, 1997.
Literaire connecties
Messiaens vader had alles van Shakespeare in het Frans vertaald. De jonge Olivier – ‘een dromerig kind’ – speelde alles van Shakespeare na voor een éénkoppig publiek: zijn broer Alain.
Hoewel Messiaen dus in literatuur en poëzie geïnteresseerd was, en in een stad woonde waar het van literatoren krioelde, heeft hij bijna nooit werk van anderen (dan zichzelf) gebruikt als teksten voor zijn muziek.
Je luistert naar Amour oiseau d’étoile uit Olivier Messiaen, Harawi (1945). Dawn Upshaw & Gilbert Kalish (2004).
Een stad vol kunstenaars
Messiaen was een synesthesist: bij akkoorden zag hij heel specifieke kleuren. Veel van zijn muziek is ontstaan door een bewuste opeenstapeling van die waargenomen kleuren. Misschien net daarom was Messiaen een groot bewonderaar van glas-in-loodramen. Zo schreef hij erover:
‘Glas-in-lood is een van de wonderbaarlijkste scheppingen van de mens. Het overweldigt je. En ik denk dat dit het begin van het paradijs is, want in het paradijs worden we overweldigd. We zullen God nooit begrijpen, maar we kunnen Hem wel een klein beetje beginnen zien.’
Je luistert naar Olivier Messiaen, Chant des déportés (1945). BBC Symphony Chorus, BBC Symphony Orchestra, Andrew Davis, 1999.
Het kwam door de oorlog
Messiaens eerste ‘modus’ binnen zijn compositie-systeem was een heletoonstoonladder à la Debussy. Daarom kan je zeggen dat zelfs de muziek van een 20e-eeuwer als Messiaen beïnvloed is door de Frans-Pruisische Oorlog.
Maar de grootste invloed van oorlog op het werk van Messiaen hebben we eerder al genoemd: het componeren van Quatuor pour la fin du temps in het krijgsgevangenkamp van Görlitz. Na zijn vrijlating in 1941 zouden nog een aantal andere werken volgen die een stempel van oorlog dragen, zoals het Chant des déportés (1945).
Je luistert naar Edgard Varèse, Poème électronique (1958).
Er is weer toekomst
Een van de opvallendste tekenen van het geloof in vooruitgang en innovatie was het Philips-paviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel. Het was een assistent van Le Corbusier die het paviljoen ontwierp: het dubbeltalent Iannis Xenakis. Deze Griekse architect had als componist les gevolgd bij Messiaen. Voor het paviljoen maakte Edgard Varèse een Poème electronique. Zoals de naam het zegt: elektronische muziek op band, die via honderden luidsprekers werd afgespeeld.
Je luistert naar Instrumental Trio uit Karlheinz Stockhausen, Kurzwellen (1968). C.L.S.I. Ensemble, 2018.
Nieuwe wegen
In die zin is Karlheinz Stockhausen (1928-2007) een leerling van Messiaen – wat een tijdlang letterlijk zo was. Stockhausen was overigens onder de indruk van Messiaens Mode de valeurs et d’intensités, het tweede deel uit de Quatre Études de rythme. Het zou Stockhausen tijdelijk tot ‘seriële muziek’ brengen: muziek waarin ieder onderdeeltje een plaats krijgt op basis van vooraf vastgelegde parameters.
Deel 3: De Turangalîla-symfonie
Je luistert naar Introduction uit Olivier Messiaen, Turangalîla-symfonie (1948). Orchestre de l’Opéra Bastille, Myung-Whun Chung, 1994.
Turanga & Lîla
Messiaen gebruikt drie herkenbare motieven. Er is eerst een assertief motief, voluit gespeeld door een groep kopers. Messiaen associeerde het met de oude ruïnes in Mexico, waar op brutale wijze mensen werden geofferd. Ten tweede, en daartegenover, staat een ‘bloementhema’, geïntroduceerd door twee klarinetten. Hier verwijst Messiaen naar ‘de tedere orchidee, de rode gladiool’. Een derde thema is het liefdesthema, vol openheid en vreugde. Het lijkt wel een Gershwin-deuntje.
Je luistert naar Chant d’amour I uit Olivier Messiaen, Turangalîla-symfonie (1948). Orchestre de l’Opéra Bastille, Myung-Whun Chung, 1994.
Messiaen unlimited
De rol van de piano is in Turangalîla soms zo dominant, dat Messiaen neigde het een pianoconcerto te noemen. Maar het bleef bij ‘symfonie’.
In het gebruik van muzikale motieven toonde Messiaen nog een zekere maat, maar het Europese idioom werd rijkelijk aangevuld met raga-elementen uit de Indiase muziek, gamelan-sferen uit de Indonesische muziek, en uiteraard de onvermijdelijke en alomtegenwoordige vogelgeluiden.
Je luistert naar Chant d’amour II uit Olivier Messiaen, Turangalîla-symfonie (1948). Orchestre de l’Opéra Bastille, Myung-Whun Chung, 1994.
Chant d'amour
In het tweede deel is het contrast dan ook groot tussen de heftige, losbandige, bijna wilde fragmenten enerzijds en de tedere, liefdevolle, ja romantische fragmenten anderzijds.
Het vierde deel gaat onder dezelfde titel Chant d’amour, maar is toch fundamenteel anders opgezet. Dit is eigenlijk een scherzo, een onderdeel van de meer klassieke vierdelige symfonie die Messiaen aanvankelijk voor ogen had. Het ‘bloemen’-thema is uitdrukkelijk aanwezig – het is een fris en vreugdevol, vrolijk werk.
Je luistert naar Joie du sang des étoiles uit Olivier Messiaen, Turangalîla-symfonie (1948). Orchestre de l’Opéra Bastille, Myung-Whun Chung, 1994.
‘Ik sloot af met nummer 5’
Aan concept en uitwerking van Turangalîla heeft Messiaen twee jaar gewerkt. Dit vijfde deel was het laatste dat hij, in 1948, aan het geheel toevoegde. De zelfzekerheid en de overtuiging waarmee hij voor dit onwaarschijnlijk energiek deel gaat, is verbluffend. Ondanks die energie, dat geweld, wordt het nooit pedant of bombastisch. Het steeds terugkerende Gershwin-achtige motief en de grappige Martenot-glissandi blijven je een opgewonden glimlach ontlokken.
Je luistert naar Jardin du sommeil d’amour uit Olivier Messiaen, Turangalîla-symfonie (1948). Orchestre de l’Opéra Bastille, Myung-Whun Chung, 1994.
Een symfonie
In Messiaens oorspronkelijke plan – dat van de vierdelige symfonie – zou dit het trage deel zijn geweest. Het eerste deel van de Turangalîla was in die optiek de introductie, het tweede deel een scherzo/trio, en het laatste deel de grote finale, inclusief extatisch slot.
Je luistert naar Turangalîla II uit Olivier Messiaen, Turangalîla-symfonie (1948). Orchestre de l’Opéra Bastille, Myung-Whun Chung, 1994.
Turangalîla
Misschien voelde Messiaen de adem van Debussy in zijn nek, of werd hij door Koussevitzky’s carte blanche tot meer gestimuleerd. Aan de vier oorspronkelijke delen voegde hij er zes toe. Drie daarvan staan onder de noemer Turangalîla.
Turangalîla I (deel 3 van de symfonie) voelt nostalgisch, en de ritmiek doet aan een gamelan-orkest denken. In Turangalîla II (deel 7) lijken de geliefden, die daarnet nog zo vredig sliepen, wakker te schrikken. Er hangt de sfeer van een nachtmerrie – Messiaen vertelde hierover zich te hebben laten inspireren door Edgar Allen Poe’s The Pit and the Pendulum. Deel 9, Turangalîla III, is een charmant, vrij traditioneel opgebouwd ‘variaties op een thema’.
Je luistert naar Développement de l’amour uit Olivier Messiaen, Turangalîla-symfonie (1948). Orchestre de l’Opéra Bastille, Myung-Whun Chung, 1994.
De grote ontwikkeling
Het woord développement in de titel van deel 8 verwijst vooral naar het feit dat in dit deel de drie grote motieven uitdrukkelijk samenkomen en over elkaar heen gaan liggen. In minder muzikale zin verwijst het woord ook naar de verdere ontwikkeling van de liefde. Onlosmakelijk verbonden met de vreugde en het verbond van de liefde is ook de dreiging van een breuk, van donkerte. Messiaen lijkt bijna te willen zeggen dat geen enkel liefdesverhaal écht een gelukkig einde kent …