Inleiding
Ontdek het verhaal achter Obrechts Missa Graecorum
De naam van de roos
Niemand weet waarom de Missa Graecorum van Jacob Obrecht Missa Graecorum heet. Meestal krijgt een polyfone mis de naam van een hergebruikte melodie. Die zit verweven in de meerstemmigheid. In dit geval herkennen we de melodie niet. We weten dus niet of de mis naar die melodie is vernoemd.
Maar om met Shakespeare te spreken: 'Wat zegt een naam? Zou een roos minder lekker ruiken als je haar met een ander woord benoemde?'
Missa Graecorum is een roos, een topstuk. Het is een prachtig voorbeeld van polyfonie uit de late 15e eeuw, gemaakt door de virtuoze vakman Jacob Obrecht (1457/58-1505). Wie was Obrecht? Welke muziek heeft hij gemaakt? Hoe zag zijn wereld eruit? Waar werkte hij? En wat horen we in deze mis?
Hoofdstuk 1
Je luistert naar Jacob Obrecht, Laudes Christo. The Clerks' Group, Edward Wicham, 1998.
Deel 1Obrecht op de wobbelfiets
Obrechts loopbaan was hobbelig. Na een jeugd in de mist komt hij op het toneel als priester en volleerd componist. Hij blijft lang in de Nederlanden hangen en sterft in Italië.
Je luistert naar Jacob Obrecht, Mille Quingentis. The Clerks' Group, Edward Wickham, 2003.
Copkin zoon van Betkin
De schaarse informatie die we wel hebben krijgen we van Jacob zelf, wanneer hij in het motet Mille quingentis (1488) zijn overleden vader Guillermus (Willem) Hobrecht eert. Willem was een van de zes Gentse stadstrompetters, aangesteld voor het leven. In de zomer van 1457 trouwde hij met Lysbette Gheeraerts – Betkin voor de vrienden.
Datzelfde jaar of een jaar later beviel ze van een jongetje. Dat is onze Jacob, koosnaam Copkin. Mama Betkin overleed twee jaar later al, niet eens twintig jaar oud.
Je luistert naar Antoine Busnois, Bel Acueil. Huelgas Ensemble, Paul Van Nevel, 2022.
Onder invloed
Het is logisch dat de jongen een goede opvoeding krijgt. Daarover weten we niets, maar de uitkomst is wel bekend. Wanneer hij twintig jaar later (in 1480) voor het eerst weer opduikt in documenten, is hij priester en componist. Hij heeft aan een universiteit gestudeerd, en heeft ongetwijfeld een muzikale opleiding genoten aan een collegiale kerk.
Van wie hij het vak leerde weten we niet, maar via zijn vader kan hij contact hebben gehad met Antoine Busnois (ca.1430-1492) en Hayne van Ghizeghem (ca.1445-ca.1497). De muziek van Obrecht bevat verder opvallend veel verwijzingen naar het werk van Johannes Ockeghem (ca.1410-1493/97).
Je luistert naar Jacobus Barbireau, Een vraulik wesen. Purcell Consort, Grayston Burgess & Musica Reservata, Michael Morrow, 1968.
Obrecht jobhopper
Op de terugweg wordt hij in Bergen op Zoom opgemerkt. Niet veel later (1492) wordt hij koormeester aan de Onze Lieve Vrouw in Antwerpen. Vanaf 1497 werkt Obrecht opnieuw in Bergen op Zoom. Een paar jaar later is hij weer in Brugge, waar hij in september 1500 ontslag neemt wegens ziekte.
Nog een paar jaar later is hij voor de tweede keer in Antwerpen te vinden. In juni 1503 komt aan die tweede Antwerpse periode alweer een einde. In de anderhalf jaar hierna is er geen spoor van Obrecht te vinden, tot aan zijn aanstelling in Ferrara.
Je luistert naar Jacob Obrecht, Missa Maria Zart, Agnus Dei III. The Tallis Scholars, Peter Phillips, 1986.
Weg uit de Nederlanden
Ook Obrecht past in het rijtje: al in zijn eerste Brugse periode was hij naar Ferrara gereisd. Na zijn tweede Antwerpse periode werd hij in Ferrara aangesteld als Maestro di cappella. Tussen het een (vertrek uit Antwerpen, juni 1503) en het ander (aanstelling in Ferrara, september 1504) is hij mogelijk ook in Innsbruck geweest.
Hoofdstuk 2
Deel 2De wereld van Obrecht
In de stedelijke context wilden rijke burgers zich met polyfonie na de dood een plaatsje in de hemel reserveren. Zij bestelden bij schilders hun devote beeltenis, en bij componisten een mis ter ere van hun naamheilige.
Aan Obrechts loopbaan kwam plots een einde. Op een moment dat hij in Italië het mooie weer kon maken, stond hij oog in oog met 'de Zwarte Dood'.
Het groene gras
Een zanger was een huurling. Maar als je goed was, dan kon je ook wel wat verdienen. Dat was nog meer zo voor componisten. Jacob Obrechts rusteloosheid kan mee veroorzaakt zijn door zijn zoektocht naar steeds beter verdienen. Bij zijn zwerftocht tussen steden als Cambrai, Brugge, Antwerpen en Bergen op Zoom blijkt die transfermarkt niet zo lucratief te zijn geweest. Zijn overstap naar FC Ferrara was dat zeker wel. In de Italiaanse stad kreeg hij een prachtig loon, naast allerlei materiële voordelen. Te oordelen naar wat hij het pesthuis naliet, was Obrecht geen onbemiddeld man.
Je luistert naar Guillaume Dufay, Missa L'homme armé. Oxford Camerata, Jeremy Summerly, 1995.
Net niet anoniem
Het ging precies zo in de schilderkunst van die tijd. Hans Memling stond in bewondering voor Rogier van der Weyden zoals Jacob Obrecht keek naar het werk van Antoine Busnois of Johannes Ockeghem. Zonder schroom kleeft Memling in zijn Laatste Oordeel de stijl van Van der Weyden aan, zonder echt te kopiëren.
Je luistert naar Josquin Desprez, Praeter rerum seriem. Alamire, David Skinner, 2015.
De Josquin-tijd
Hoe groot het genie van Josquin ook moge zijn geweest, Obrecht verdient het te worden beschouwd als een van de belangrijkste muzikale protagonisten van zijn eigen tijd. Wegman illustreert dit met een gedetailleerde bespreking van de transformatie van de polyfone mis. Wat die transformatie precies inhoudt is in deze 130 woorden niet uiteen te zetten. Het punt is dat Obrecht in de periode 1480-1500 daarin een grotere rol speelde dan Josquin. Wat zou het zijn geworden mocht Obrecht niet door het pestbaciel gegrepen zijn geweest?
Je luistert naar 'The Black Death', Something Rotten Ensemble, Wayne & Karey Kirkpatrick, 2017.
Hardnekkige bacterie
In de 14e eeuw had de bacterie Europa flink in de greep. Maar ook in latere eeuwen waren er steeds weer epidemische golven. Dat was ook zo in Ferrara aan het begin van de 16e eeuw.
Hoofdstuk 3
Deel 3De mysterieuze Missa Graecorum
Maar wat is een mis eigenlijk, met name in de context van polyfonie? Wat kunnen we van een mis van Obrecht verwachten? Waar staat de Missa Graecorum binnen het geheel van Obrechts werkenlijst? Komt Obrecht met deze mis aan onze verwachtingen tegemoet, of weet hij ons te verrassen? Wordt het liefde op het eerste gezicht, of zal het wat gewenning vragen? 'Wat geen moeite kost, is het vaak ook niet waard'?
Je luistert naar Johannes Ockeghem, Missa prolationum, Kyrie I. L'ultima parola, 2021.
Eenheid in verscheidenheid
Een bijzonderheid van zo'n polyfoon gecomponeerde mis is, dat ze vanaf de 15e eeuw meestal sterk als een eenheid is opgezet. (Opnieuw: een beetje zoals later met symfonieën.) De lijm waarmee alles bijeen wordt gehouden is een traag verlopende, hergebruikte melodie, een zogenaamde cantus firmus. De cantus firmus van de Missa Graecorum is een helaas onbekende melodie, mogelijk van wereldlijke oorsprong.
Misse obreht
Je luistert naar Jacob Obrecht, Missa Grecorum, Kyrie. The Brabant Ensemble, Stephen Rice, 2017.
Ontferming (Kyrie)
Zoals in wel meer polyfone missen herneemt ook hier het tweede Kyrie de energie van het openingsdeeltje. Met dit Kyrie-Christe-Kyrie heeft Obrecht letterlijk en figuurlijk de toon gezet.
Je luistert naar Jacob Obrecht, Missa Grecorum, Gloria in excelsis Deo. The Brabant Ensemble, Stephen Rice, 2017.
Mensen van goede wil (Gloria)
Langere delen van een mis worden vaak opgedeeld, zoals ook hier. Het tweede deel van het Gloria begint met de woorden Qui tollis. Eventjes wordt Obrechts taal wat tederder. Er is tijdelijk wat meer rust, wat meer homofonie, minder horizontale drukte.
De Cum sancto schakelt – zoals verwacht – op een ander metrum over (in drie, in plaats van in twee), uitmondend in het Amen.
Je luistert naar Jacob Obrecht, Missa Grecorum, Credo in unum Deum. The Brabant Ensemble, Stephen Rice, 2017.
Ik geloof van wel (Credo)
De geloofsbelijdenis is de langste tekst van de gezongen mis. Hoewel er veel meer tekst te zingen is dan bijvoorbeeld in het Sanctus, is het Credo in verhouding niet bijzonder lang. Obrecht laat het vooruitgaan. Het geheel is stabiel en vol vertrouwen, precies wat je van een Credo verwacht.
Je luistert naar Jacob Obrecht, Missa Grecorum, Sanctus. The Brabant Ensemble, Stephen Rice, 2017.
Hosanna en zo (Sanctus)
Opvallend in het Sanctus is voorts dat Obrecht het metrum en de ritmische invulling ervan op losse schroeven zet. Het levert een zeer gevarieerd en opwindend geheel op, dat recht doet aan het hemelse, het verheerlijkende van een Sanctus.
Je luister naar Jacob Obrecht, Missa Grecorum. Agnus Dei. The Brabant Ensemble, Stephen Rice, 2017.
Het Lam Gods (Agnus Dei)
Het eerste Agnus Dei maakt een plechtige knieval, in slow motion. Alles wat stijgt lijkt alleen maar te stijgen om vervolgens een sierlijk neerwaartse beweging te kunnen maken. Het tweede Agnus Dei is kort, zacht, met teder opklimmende beweging. Het derde Agnus Dei zet op stijlvolle manier de kroon op het werk. Alles valt stil, plooit dicht. De cantus firmus zit voor een keer in de laagste stem. De stilte na het woord pacem maakt indruk, na het avontuur met de naam Missa Graecorum.
Dick van der Harst, Assim – a composition inspired by the polyphonic way of writing of Ghent born composer Jacob Obrecht. Zefiro Torna, 2016.
Wegzending
Op de Missa Graecorum van Jacob Obrecht wordt niet iedereen onmiddellijk verliefd. Het is geen lichtvoetig werk, hier en daar voelt het zelfs wat taai. Je hebt kennismakingstijd nodig, en veel herbeluisteren. Zo treedt dat wonderlijke mechanisme in werking: je herkent wat er gebeurt, je relateert wat je hoort aan wat er was en nog zal zijn.
De verliefdheid zal snel overgaan in onvoorwaardelijke liefde. Liefde voor de Missa Graecorum, ongetwijfeld, maar in het volle besef dat er meer is: Obrecht schreef nog zeker dertig andere missen. Allemaal topstukken.
Promo concert
DO 09 MEI 2024 / 20.00AlamireObrecht. Missa Graecorum
De Adornesfamilie had een speciale devotie voor het Heilig Graf, zo intens dat ze met de iconische Jeruzalemkapel hun eigen reconstructie lieten bouwen. De paasthematiek ligt ook aan de basis van de mysterieuze Missa Graecorum van Obrecht. Het Britse ensemble Alamire combineert ze met motetten uit het Carver Choirbook, een collectie polyfonie uit de context van het Schotse hof, waar Anselm Adornes de laatste vijf jaar van zijn leven te gast was.