Opmerking

Dit multimediaverhaal gebruikt video- en audioclips. Ga na of uw luidsprekers ingeschakeld zijn.

Gebruik het muiswiel of de pijltoetsen op uw toetsenbord om tussen pagina’s te navigeren.

Vegen om tussen pagina‘s te navigeren

Hier gaan we
Topstuk Obrecht

Topstuk Obrecht

Logo https://concertgebouw-brugge.pageflow.io/topstuk-obrecht

Inleiding

Ga naar de eerste pagina

Niemand weet waarom de Missa Graecorum van Jacob Obrecht Missa Graecorum heet. Meestal krijgt een polyfone mis de naam van een hergebruikte melodie. Die zit verweven in de meerstemmigheid. In dit geval herkennen we de melodie niet. We weten dus niet of de mis naar die melodie is vernoemd.
Maar om met Shakespeare te spreken: 'Wat zegt een naam? Zou een roos minder lekker ruiken als je haar met een ander woord benoemde?'
Missa Graecorum is een roos, een topstuk. Het is een prachtig voorbeeld van polyfonie uit de late 15e eeuw, gemaakt door de virtuoze vakman Jacob Obrecht (1457/58-1505). Wie was Obrecht? Welke muziek heeft hij gemaakt? Hoe zag zijn wereld eruit? Waar werkte hij? En wat horen we in deze mis?

Ga naar de eerste pagina

Hoofdstuk 1

Je luistert naar Jacob Obrecht, Laudes Christo. The Clerks' Group, Edward Wicham, 1998.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Eerst een disclaimer. Wat in deze dertig stukjes tekst over Jacob Obrecht en zijn Missa Graecorum te lezen staat, hoort woorden als 'misschien', 'vermoedelijk' of 'mogelijk' mee te krijgen. Dat geldt onder meer voor biografische feiten als 'in Gent geboren', of voor dateringen als 'gecomponeerd aan het begin van de jaren negentig'. Om plaats te besparen zullen we niet té voorzichtig formuleren. Wie beweringen meer onderbouwd wil zien, leze bijvoorbeeld de Obrecht-biografie van Rob Wegman; de beschrijving van het muziekleven in laatmiddeleeuws Brugge van Reinhard Strohm; of het recente Hobrecht and His Singers van Robert Nosow.
Obrechts loopbaan was hobbelig. Na een jeugd in de mist komt hij op het toneel als priester en volleerd componist. Hij blijft lang in de Nederlanden hangen en sterft in Italië.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Jacob Obrecht, Mille Quingentis. The Clerks' Group, Edward Wickham, 2003.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Over de eerste twee decennia Jacob Obrecht weten we vrijwel niets. Componisten-in-spe uit de 15e en 16e eeuw duiken soms op in de annalen van collegiale kerken, wanneer ze als knaap-zanger de liturgie helpen opluisteren. Niet zo met Obrecht: van zijn jonge leven geen spoor.
De schaarse informatie die we wel hebben krijgen we van Jacob zelf, wanneer hij in het motet Mille quingentis (1488) zijn overleden vader Guillermus (Willem) Hobrecht eert. Willem was een van de zes Gentse stadstrompetters, aangesteld voor het leven. In de zomer van 1457 trouwde hij met Lysbette Gheeraerts – Betkin voor de vrienden.
Datzelfde jaar of een jaar later beviel ze van een jongetje. Dat is onze Jacob, koosnaam Copkin. Mama Betkin overleed twee jaar later al, niet eens twintig jaar oud.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Antoine Busnois, Bel Acueil. Huelgas Ensemble, Paul Van Nevel, 2022.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Enkele jaren na de dood van Jacobs moeder hertrouwde Willem met Beatrijse Jacops. De knaap heeft nu een stiefmoeder. Zij komt uit een welgestelde familie.
Het is logisch dat de jongen een goede opvoeding krijgt. Daarover weten we niets, maar de uitkomst is wel bekend. Wanneer hij twintig jaar later (in 1480) voor het eerst weer opduikt in documenten, is hij priester en componist. Hij heeft aan een universiteit gestudeerd, en heeft ongetwijfeld een muzikale opleiding genoten aan een collegiale kerk.
Van wie hij het vak leerde weten we niet, maar via zijn vader kan hij contact hebben gehad met Antoine Busnois (ca.1430-1492) en Hayne van Ghizeghem (ca.1445-ca.1497). De muziek van Obrecht bevat verder opvallend veel verwijzingen naar het werk van Johannes Ockeghem (ca.1410-1493/97).

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Obrechts eerste aanstelling (1480) was als koormeester aan de Sint-Gertrudis in Bergen op Zoom. Muziek is zijn specialiteit, zijn vak. Mogelijk was het de bedoeling dat hij net als zijn vader trompetter zou worden, maar voor de getalenteerde Jacob zat er duidelijk meer in.
Na een korte en ietwat problematische passage langs Cambrai, wordt Obrecht op 13 oktober 1485 aangesteld als 'succentor' ('onderzanger', de facto koormeester) aan de Sint-Donaaskerk in Brugge.
Op het moment van zijn aanstelling in Brugge heeft Obrecht al naam gemaakt. Hij heeft gewerkt aan minstens twee grote kerken, en ook in Italië kennen ze zijn naam. Daarover getuigt zanger Jean Cordier, pas terug van een trip naar Ferrara. Cordier meldt het kapittel van de Sint-Donaas dat hertog Ercole d'Este een grote fan is van Jacob Obrecht.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Jacob Obrecht, Missa de Sancto Donatiano. Cappella Pratensis, 2007.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Jacobus Barbireau, Een vraulik wesen. Purcell Consort, Grayston Burgess & Musica Reservata, Michael Morrow, 1968.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Obrecht hopt van de ene job naar de andere. Vanuit Brugge reist hij in 1487 een eerste keer naar Italië. Het Brugse kapittel wordt er zenuwachtig van. Hij blijft te lang weg, vinden ze.
Op de terugweg wordt hij in Bergen op Zoom opgemerkt. Niet veel later (1492) wordt hij koormeester aan de Onze Lieve Vrouw in Antwerpen. Vanaf 1497 werkt Obrecht opnieuw in Bergen op Zoom. Een paar jaar later is hij weer in Brugge, waar hij in september 1500 ontslag neemt wegens ziekte.
Nog een paar jaar later is hij voor de tweede keer in Antwerpen te vinden. In juni 1503 komt aan die tweede Antwerpse periode alweer een einde. In de anderhalf jaar hierna is er geen spoor van Obrecht te vinden, tot aan zijn aanstelling in Ferrara.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
In een traktaat van Johannes Tinctoris (ca.1435-ca.1511) wordt de jonge Obrecht in één adem genoemd met grote componisten als Dufay, Binchois of Ockeghem. Obrechts snelle roem was te danken aan (tot in Italië) circulerende kopies van missen die hij had gecomponeerd.
Dat was dan ook de grote taak van elke koormeester: polyfone missen schrijven. De koormeester moest er in het algemeen voor zorgen dat de polyfonie op zijn best kon worden uitgevoerd. Dat gold ook, en misschien nog meer, voor alle andere muziek aan de kerk, met name het gregoriaans – het dagelijks gezongen fundament van de liturgie. Bij Obrechts aanstelling in Brugge werd hem gevraagd enkele goede zangers uit Cambrai mee te brengen. Eenmaal in Brugge was hij onder meer verantwoordelijk voor de opleiding van de knapen.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Jacob Obrecht, Missa Maria zart. Cappella Pratensis, 2018.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Veel componisten uit de 15e en 16e eeuw zijn in de eerste plaats bekend om hun missen. Dat is bij Obrecht niet anders. Toch heeft hij ook een respectabele hoeveelheid motetten geschreven. Dat zijn (meestal) tweedelige stukken op liturgische teksten. Een veel voorkomende categorie zijn de motetten voor Maria. Obrecht schreef zeker drie keer een Salve regina.
Een van zijn bekendste motetten hebben we eerder al genoemd: het Mille quingentis, een soort epitaaf of grafdicht voor vader Willem. Ook valt het motet O preciosissime sanguis op, waarschijnlijk geschreven voor de kapel van het Heilig Bloed in Brugge. En met het motet Inter preclarissimas virtutes lijkt Obrecht naar een aanstelling aan het Vaticaan te hebben gesolliciteerd. In dat motet horen we Obrecht zingen: 'In mijn muziek ben ik altijd aan het jubelen.'

I agree with being shown YouTube videos. More information
Jacob Obrecht, Ave maris stella. The Marian Consort, 2023.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Obrecht was componist van missen – zeker dertig stuks heeft hij afgeleverd. Het verhaal gaat dat hij in staat was om zo'n mis in één nacht te schrijven. Daarnaast schreef Obrecht dus ook motetten. Missen en motetten: dat is wat kerkelijke overheden van hun componisten verwachtten.
Een heel andere categorie, ietwat verrassend, zijn de wereldlijke liederen. Die zijn meestal overgeleverd met niet veel meer dan de eerste woorden van de tekst (de 'incipit'), waardoor soms gedacht wordt dat het om instrumentale muziek gaat. Dat laatste zou vooral het geval zijn bij Nec michi nec tibi. Dat stuk heeft een Latijnse titel, maar de meeste van deze wereldlijke liederen hebben sappige Vlaamse titels: Den haghel ende die calde snee, Ic draghe de mutse clutse, Tsat een cleyn meiskin.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Jacob Obrecht, Tandernaken. Voices of Music, 2019.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Jacob Obrecht, Missa Maria Zart, Agnus Dei III. The Tallis Scholars, Peter Phillips, 1986.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Je kan bijna geen 15e- of 16e-eeuwse componist uit de Lage Landen noemen die niet minstens een deel van zijn leven in Italië heeft doorgebracht. (Met excuses: de 'zijn' in de vorige zin is onontkoombaar. Componisten in die tijd waren mannen.) Zelfs iemand als Lassus, decennialang en tot aan zijn dood verbonden aan de hofkapel van Albrecht V in München, had als knaap en jongvolwassene in Italië gewerkt.
Ook Obrecht past in het rijtje: al in zijn eerste Brugse periode was hij naar Ferrara gereisd. Na zijn tweede Antwerpse periode werd hij in Ferrara aangesteld als Maestro di cappella. Tussen het een (vertrek uit Antwerpen, juni 1503) en het ander (aanstelling in Ferrara, september 1504) is hij mogelijk ook in Innsbruck geweest.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Jacob Obrecht heeft in 1504 een mooie, goed betaalde post te pakken in Ferrara, in opvolging van Josquin Desprez. De oude hertog Ercole d'Este is een kunstliefhebber wiens cappella tot de grootste en beste van de wereld behoort. Maar de stad zit in de greep van een zoveelste pest-golf. De hertog sterft. Op diens begrafenis wordt nog wel een mis van Obrecht gezongen, maar een week later is de componist al uit de rekeningen geschrapt.
Hij probeert een aanstelling te krijgen in Mantua, bij de Gonzaga's, maar dat mislukt. Obrecht blijft in Ferrara wonen, nog niet zeker wat de volgende stap is. In juli 1505 raakt hij besmet met de pest-bacterie. Hij wordt opgenomen in het pesthuis. Enkele dagen later is hij dood. Hij laat aan het hospitaal een kapitaal aan zilver na.

I agree with being shown YouTube videos. More information
'Plague 101', National Geographic, 2018.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Hoofdstuk 2

Jacob Obrecht was componist en priester. Hij bracht zijn loopbaan door in verschillende steden in de Lage Landen en Italië, hoofdzakelijk in collegiale kerken. Kerken en steden streden om talent. Wie hier naam maakte, kon morgen daar aan de slag – niet veel anders dan in het voetbal vandaag. Obrecht lijkt echter nergens echt duurzame werkrelaties te hebben kunnen ontwikkelen.
In de stedelijke context wilden rijke burgers zich met polyfonie na de dood een plaatsje in de hemel reserveren. Zij bestelden bij schilders hun devote beeltenis, en bij componisten een mis ter ere van hun naamheilige.
Aan Obrechts loopbaan kwam plots een einde. Op een moment dat hij in Italië het mooie weer kon maken, stond hij oog in oog met 'de Zwarte Dood'.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Bakermat van de polyfonie in de late middeleeuwen en de renaissance: de collegiale kerk. Dit kerkelijk instituut was het stedelijk alternatief voor kloosters en abdijen. Het werd bestuurd door een kapittel van kanunniken. Zij waren verantwoordelijk voor de gebedsdiensten en beheerden ook de kerkelijke bezittingen.
Het kapittel moest dus waken over de muzikale kwaliteit van de liturgie. Daarin werd dagelijks gregoriaans gezongen, en regelmatig weerklonken ook meerstemmige missen en motetten. De muzikale supervisie was in handen van de 'succentor', de koormeester. Typevoorbeeld: Jacob Obrecht.
De koormeester moest zangers recruteren, en ook opleiden: de meeste collegiale kerken hadden een zangschool voor knapen. Die jongens woonden doorgaans op een soort internaat vlakbij de kerk. De meeste componisten uit de 15e en 16e begonnen hun loopbaan als zingende knaap.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Guillaume de Machaut, Messe de Nostre Dame, Kyrie I. Psallentes, 2015.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Rijke stedelingen van het 15e-eeuwse Europa hadden de gewoonte om voor hun eigen zieleheil te zorgen. Een mooi voorbeeld is wat Donaas de Moor deed aan het eind van de 15e eeuw in Brugge. Hij had een fortuin opgebouwd in de textielhandel. Hij was een man van aanzien: niet alleen handelaar, maar ook stadsmagistraat en filantroop. In 1480 laat hij voor handwerklieden een reeks 'godshuisjes' bouwen. In het woelige Brugge van die tijd loopt het met Donaas zelf niet goed af. Hij sterft in ballingschap in Middelburg. Weduwe Adriane de Vos bestelt bij dé componist van het moment, Jacob Obrecht, een polyfone mis om haar man mee te gedenken, en in eeuwige verlossing te voorzien: Missa de Sancto Donatiano. (Meer informatie hierover bij het Topstuk met die naam in seizoen 2017-2018.)
I agree with being shown YouTube videos. More information
Josquin Desprez, Nymphes des Bois. Cappella Amsterdam, Daniel Reuss.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Hoe klonk dat nu eigenlijk, die polyfonie, bijvoorbeeld in de Sint-Donaas van de late 15e eeuw in Brugge? Het is een boeiende vraag, en het antwoord erop zullen we nooit echt kennen. Over de omstandigheden waarin gezongen werd zijn we enigszins ingelicht. Bijvoorbeeld weten we over collegiale kerken vaak wie er precies zong, hoeveel zangers er waren, wanneer ze zongen, hoeveel ze betaald kregen.
Maar hoe klonk het? Hoe geschoold waren die stemmen, en vooral: wat was het esthetische ideaal? Misschien kreeg de individuele 'korrel' van de stem destijds meer ruimte dan nu. Misschien werd er ook wel wat meer met de keel of met de borst gezongen. Of misschien werd er net nadrukkelijker dan nu met een lichte kopstem gezongen? We weten het niet.

I agree with being shown YouTube videos. More information
'Cantare super librum', Early Music Sources, 2022.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina
Zangers stonden laag op de sociale ladder. Volgens Rob Wegman was het beroep van stadstrompetter (Willem Obrecht) beter betaald dan dat van zanger. Willem Obrecht was lid van een gilde van trompetters, terwijl zoiets voor zangers niet eens bestond.
Een zanger was een huurling. Maar als je goed was, dan kon je ook wel wat verdienen. Dat was nog meer zo voor componisten. Jacob Obrechts rusteloosheid kan mee veroorzaakt zijn door zijn zoektocht naar steeds beter verdienen. Bij zijn zwerftocht tussen steden als Cambrai, Brugge, Antwerpen en Bergen op Zoom blijkt die transfermarkt niet zo lucratief te zijn geweest. Zijn overstap naar FC Ferrara was dat zeker wel. In de Italiaanse stad kreeg hij een prachtig loon, naast allerlei materiële voordelen. Te oordelen naar wat hij het pesthuis naliet, was Obrecht geen onbemiddeld man.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Guillaume Dufay, Missa L'homme armé. Oxford Camerata, Jeremy Summerly, 1995.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
In de tijd van Obrecht bestond er nauwelijks aandacht voor wat wij nu 'auteursrecht' noemen. Veel missen, ook van Jacob Obrecht, werden gewoon anoniem overgeleverd. Er werd veel en makkelijk 'geleend'. Wat wij nu plagiaat zouden noemen was toen een normale zaak. Jacob Obrechts vroege missen zijn soms zeer expliciet schatplichtig aan de missen van Antoine Busnois. Niet alleen was dat volkomen normaal, het werd in zekere zin ook verwacht. Het was een teken van erkentelijkheid, van bewondering.
Het ging precies zo in de schilderkunst van die tijd. Hans Memling stond in bewondering voor Rogier van der Weyden zoals Jacob Obrecht keek naar het werk van Antoine Busnois of Johannes Ockeghem. Zonder schroom kleeft Memling in zijn Laatste Oordeel de stijl van Van der Weyden aan, zonder echt te kopiëren.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Josquin Desprez, Praeter rerum seriem. Alamire, David Skinner, 2015.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Obrecht leefde in de Josquin-tijd. Althans, dat is lange tijd de heersende visie geweest. Josquin overschaduwde Obrecht. Niet alleen leefde Josquin langer, hij was ook het voorwerp van een algemene aanbidding als grootste muzikaal genie van zijn tijd. Volgens Rob Wegman getuigt dit van een onrechtvaardig en weinig zinvol 'zonnestelsel van componisten'.
Hoe groot het genie van Josquin ook moge zijn geweest, Obrecht verdient het te worden beschouwd als een van de belangrijkste muzikale protagonisten van zijn eigen tijd. Wegman illustreert dit met een gedetailleerde bespreking van de transformatie van de polyfone mis. Wat die transformatie precies inhoudt is in deze 130 woorden niet uiteen te zetten. Het punt is dat Obrecht in de periode 1480-1500 daarin een grotere rol speelde dan Josquin. Wat zou het zijn geworden mocht Obrecht niet door het pestbaciel gegrepen zijn geweest?

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar 'The Black Death', Something Rotten Ensemble, Wayne & Karey Kirkpatrick, 2017.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Ooit van het coronavirus gehoord? Dat virus vertrok in 2019 uit China en kwam Europa binnen via Italië. Precies zo is het gegaan met de pest in de middeleeuwen. Alleen ging het niet om een virus maar om een bacterie, de Yersinia pestis. Je kent het verhaal wel: op ratten zitten vlooien, en die vlooien brengen de bacterie op de mens over. Net zoals met corona kwam de pestbacterie vanuit Azië naar Italië. Waarom Italië? Vanwege de handelsroutes over zee. Eenmaal aan land wist de bacterie zich lekker te nestelen in de dichtbevolkte Italiaanse steden.
In de 14e eeuw had de bacterie Europa flink in de greep. Maar ook in latere eeuwen waren er steeds weer epidemische golven. Dat was ook zo in Ferrara aan het begin van de 16e eeuw.

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Ja. Hobrecht. Zo staat het in gouden letters op het portret geschreven. Meer dan waarschijnlijk is dit ook echt de beeltenis van onze componist Jacob Obrecht. Hij ziet er best goed uit, met zijn halflang kastanjebruin haar en robuuste gelaatstrekken. Hij is afgebeeld als priester: hij draagt een toga met daarbovenop een transparant koorhemd. Over zijn linker voorarm ligt een zogenaamde koorpels. Dat is het vaste attribuut van een koorgeestelijke van een kapittelkerk.
Dirk De Vos toonde in 1987 aan dat dit portret van de hand van Memling is. Of minstens gedeeltelijk. Het probleem is dat op de lijst onderaan een jaartal wordt gegeven (1496) en een leeftijd (38). Dat klopt alvast met wat we over Jacob Obrecht weten. Voor de toeschrijving aan Hans Memling is het wat lastiger: Memling stierf in 1494.


I agree with being shown YouTube videos. More information
'Take Out Obrecht', Concertgebouw-project 2018.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Hoofdstuk 3

Over sommige missen van Obrecht weten we veel. Bijvoorbeeld over de Missa de Sancto Donatiano, waarvan we het 'voor wie', 'waarom', 'hoe' en 'wanneer' kennen, in een verhaal vol boeiende details. Met de Missa Graecorum lukt dat alles niet zo goed. De naamgeving is onduidelijk, een connectie met de Paastijd is aanwezig maar vaag, de datering is alleen te gissen via gedetailleerde stijlanalyse.
Maar wat is een mis eigenlijk, met name in de context van polyfonie? Wat kunnen we van een mis van Obrecht verwachten? Waar staat de Missa Graecorum binnen het geheel van Obrechts werkenlijst? Komt Obrecht met deze mis aan onze verwachtingen tegemoet, of weet hij ons te verrassen? Wordt het liefde op het eerste gezicht, of zal het wat gewenning vragen? 'Wat geen moeite kost, is het vaak ook niet waard'?

Ga naar de eerste pagina
Sluiten
Wat is een mis? Verschillende antwoorden zijn mogelijk. Strikt genomen staat het woord 'mis' voor 'eucharistieviering'. Die eredienst zal voor doorsnee christenen elke zondag plaatsgrijpen, maar voor religieuzen is het dagelijkse praktijk. Het is een fundament van het christelijk leven. Kern van de mis is de herdenking van het Laatste Avondmaal van Jezus, waarin volgens gelovigen brood en wijn in lichaam en bloed van Christus veranderen.
In muzikale context krijgt het woordje 'mis' een andere betekenis. Daar is het een muzikale, vaak meerstemmige, 'polyfone' zetting van een aantal vaste teksten uit de eucharistieviering: Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei.
Ook de Missa Graecorum van Obrecht begint met een Kyrie, en eindigt met de laatste woorden van het Agnus Dei: 'dona nobis pacem' – 'geef ons vrede'.

I agree with being shown YouTube videos. More information
Jacob Obrecht, Missa de Sancto Donatiano. The Tallis Scholars, Peter Phillips, 2018.

To opt out of displaying external embeds, manage settings here.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Johannes Ockeghem, Missa prolationum, Kyrie I. L'ultima parola, 2021.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
De mis was voor componisten in de 15e en 16e eeuw wat de symfonie zou worden voor componisten in de 19e eeuw: iets waar je al je kennis en kunde in kwijt kon, iets waar je mee kon uitpakken. De verschillende registers van de teksten geven makkelijk aanleiding tot gevarieerde behandeling. Een om vergeving smekend 'Kyrie' zal uiteraard heel anders klinken dan een jubelend 'Hosanna'.
Een bijzonderheid van zo'n polyfoon gecomponeerde mis is, dat ze vanaf de 15e eeuw meestal sterk als een eenheid is opgezet. (Opnieuw: een beetje zoals later met symfonieën.) De lijm waarmee alles bijeen wordt gehouden is een traag verlopende, hergebruikte melodie, een zogenaamde cantus firmus. De cantus firmus van de Missa Graecorum is een helaas onbekende melodie, mogelijk van wereldlijke oorsprong.

Ga naar de eerste pagina
Een van de eerste en meest beroemde muziekdrukkers ooit was Ottaviano Petrucci (1466-1539). Hij had zijn atelier in Venetië, waar in 1503 een bundel met vijf missen van Obrecht verscheen: 'Misse obreht'. In die verzameling komt de Missa Graecorum voor, misschien vernoemd naar de cantus firmus die Obrecht gebruikte. Over dat laatste bestaat twijfel. Het was zeer gebruikelijk dat een mis de naam kreeg van de als ruggengraat gebruikte melodie. Maar in dit geval verwijst de benaming mogelijk naar iets anders. De mis bevat een citaat uit de Paas-sequens Victimae paschali laudes, waardoor 'Graecorum' misschien naar 'greci' verwijst. Met dat woordje werden nieuwkomers onder de zingende knapen aangeduid. Die vierden op Paasmaandag hun eigen feest. Een mis voor beginners is dit echter niet.
Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Jacob Obrecht, Missa Grecorum, Kyrie. The Brabant Ensemble, Stephen Rice, 2017.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Meteen vanaf de eerste noten van het Kyrie van de Missa Graecorum weten we weer waarom polyfonie met niets anders te vergelijken is. We horen enkele stemmen in parallelle beweging, terwijl elders heel nadrukkelijk de tegenbeweging beoefend wordt. Steeds ook zijn er die langgerekte melodische lijnen, eindigend in wat we cadenzen noemen. Vanuit die cadenzen ontstaat onmiddellijk een nieuwe impuls – denk estafette. Het Christe voelt wat dunner aan. Dat gebeurt wel vaker, niet alleen in missen van Obrecht. Er lijkt wat meer ruimte te zijn gegeven aan de cantus firmus – de traag verlopende kernmelodie.
Zoals in wel meer polyfone missen herneemt ook hier het tweede Kyrie de energie van het openingsdeeltje. Met dit Kyrie-Christe-Kyrie heeft Obrecht letterlijk en figuurlijk de toon gezet.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Jacob Obrecht, Missa Grecorum, Gloria in excelsis Deo. The Brabant Ensemble, Stephen Rice, 2017.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
We weten niet waar Obrecht de centrale melodie van zijn Missa Graecorum vandaan haalde. In het tweede Agnus Dei zullen we die cantus firmus het duidelijkst horen, in de bovenstem. Hier in het Gloria gaat het er anders aan toe. De cantus firmus verloopt in zeer trage, lange noten, met intussen in de andere stemmen een niet-aflatend meerstemmig spel vol bijna hupse motieven.
Langere delen van een mis worden vaak opgedeeld, zoals ook hier. Het tweede deel van het Gloria begint met de woorden Qui tollis. Eventjes wordt Obrechts taal wat tederder. Er is tijdelijk wat meer rust, wat meer homofonie, minder horizontale drukte.
De Cum sancto schakelt – zoals verwacht – op een ander metrum over (in drie, in plaats van in twee), uitmondend in het Amen.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Jacob Obrecht, Missa Grecorum, Credo in unum Deum. The Brabant Ensemble, Stephen Rice, 2017.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Rob Wegman plaatst de Missa Graecorum bij het rijpere werk van de componist, in het begin van de jaren 1490. Waar Obrechts muziek aanvankelijk soms erg massief kon zijn, met een niet-aflatende 'muur van klank', treffen we in het rijpere werk een meer fijnzinnige Obrecht, die naar ritmiek en densiteit gevarieerder te werk gaat. Daardoor zal 'sober, verticaal, homofoon' makkelijk afwisselen met 'beweeglijk, horizontaal, exuberant'. Die contrasten laten zich in het Credo van de Missa Graecorum goed opmerken.
De geloofsbelijdenis is de langste tekst van de gezongen mis. Hoewel er veel meer tekst te zingen is dan bijvoorbeeld in het Sanctus, is het Credo in verhouding niet bijzonder lang. Obrecht laat het vooruitgaan. Het geheel is stabiel en vol vertrouwen, precies wat je van een Credo verwacht.

Ga naar de eerste pagina

Je luistert naar Jacob Obrecht, Missa Grecorum, Sanctus. The Brabant Ensemble, Stephen Rice, 2017.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Zoals wel vaker voorkomt in polyfone missen – niet alleen bij Obrecht – is ook in de Missa Graecorum het Sanctus een zeer gevarieerd en vinnig stuk muziek. De traditionele opeenvolging Sanctus/Pleni/Hosanna/Benedictus/Hosanna wordt gevolgd. De tussendeeltjes zijn dunner bezet: het zijn trio's. Het Benedictus is zelfs grotendeels een duet tussen de twee hoogste stemmen. Voortdurend lijken de stemmen over elkaar heen te vallen. Ze vullen mekaar aan, nemen afstand, halen mekaar in. Ze dartelen. De virtuoze Obrecht op zijn best.
Opvallend in het Sanctus is voorts dat Obrecht het metrum en de ritmische invulling ervan op losse schroeven zet. Het levert een zeer gevarieerd en opwindend geheel op, dat recht doet aan het hemelse, het verheerlijkende van een Sanctus.

Ga naar de eerste pagina

Je luister naar Jacob Obrecht, Missa Grecorum. Agnus Dei. The Brabant Ensemble, Stephen Rice, 2017.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Dramaturgisch gezien is het feit dat een polyfone mis met het Agnus Dei eindigt een godsgeschenk. Driemaal het aanroepen van het Lam Gods, met de derde keer het smeken om vrede. Componisten houden van zulke constructies. En Obrecht gaat gretig in op de dramaturgische mogelijkheden.
Het eerste Agnus Dei maakt een plechtige knieval, in slow motion. Alles wat stijgt lijkt alleen maar te stijgen om vervolgens een sierlijk neerwaartse beweging te kunnen maken. Het tweede Agnus Dei is kort, zacht, met teder opklimmende beweging. Het derde Agnus Dei zet op stijlvolle manier de kroon op het werk. Alles valt stil, plooit dicht. De cantus firmus zit voor een keer in de laagste stem. De stilte na het woord pacem maakt indruk, na het avontuur met de naam Missa Graecorum.

Ga naar de eerste pagina

Dick van der Harst, Assim – a composition inspired by the polyphonic way of writing of Ghent born composer Jacob Obrecht. Zefiro Torna, 2016.

Beluister het volledige fragment

0:00
/
0:00
Start audio now
Aan het einde van een mis, in liturgische en soms in muzikale zin, weerklinkt een 'ite, missa est' – vrij vertaald 'ga, het is voltrokken'. Het is geen 'ga en vermenigvuldig u', eerder een 'ga en denk er nog eens goed over na'.
Op de Missa Graecorum van Jacob Obrecht wordt niet iedereen onmiddellijk verliefd. Het is geen lichtvoetig werk, hier en daar voelt het zelfs wat taai. Je hebt kennismakingstijd nodig, en veel herbeluisteren. Zo treedt dat wonderlijke mechanisme in werking: je herkent wat er gebeurt, je relateert wat je hoort aan wat er was en nog zal zijn.
De verliefdheid zal snel overgaan in onvoorwaardelijke liefde. Liefde voor de Missa Graecorum, ongetwijfeld, maar in het volle besef dat er meer is: Obrecht schreef nog zeker dertig andere missen. Allemaal topstukken.

Ga naar de eerste pagina

Promo concert

Topstuk van Brugges beroemdste componist
De Adornesfamilie had een speciale devotie voor het Heilig Graf, zo intens dat ze met de iconische Jeruzalemkapel hun eigen reconstructie lieten bouwen. De paasthematiek ligt ook aan de basis van de mysterieuze Missa Graecorum van Obrecht. Het Britse ensemble Alamire combineert ze met motetten uit het Carver Choirbook, een collectie polyfonie uit de context van het Schotse hof, waar Anselm Adornes de laatste vijf jaar van zijn leven te gast was.
Ga naar de eerste pagina
Omlaag schuiven om verder te gaan Swipe to continue
Vegen om verder te gaan