vr 21 mrt 2025Topstuk StravinskyLe sacre du printemps
Wist je dat Stravinsky met zijn Le sacre du printemps in 1913 het Parijse publiek in vuur en vlam zette? En dat het ‘schandaal’ dat hij met zijn ongehoord modern werk veroorzaakte het startschot was voor een ‘trossen los’ in de muziekgeschiedenis? En wist je ook dat niet hij alleen verantwoordelijk was voor de cultuurschok, maar dat ook impresario Diaghilev, choreograaf Nijinsky en kunstenaar Rjorich aan de donderslag meewerkten?
Op een warme avond in Parijs, mei 1913, ging Le sacre du printemps in première, een ballet op muziek van Igor Stravinsky (1882-1971). De impressario Diaghilev had het besteld voor zijn Ballets Russes. Het werd een woelige avond. Een deel van de pers had het de dagen nadien over Le Massacre du Printemps of ook Le Massacre du Tympan (‘de slachting van het trommelvlies’). Toch was dit een hoogtepunt van het vooroorlogse modernisme. De muziek van Stravinsky was kubistisch, de choreografie van Nijinsky ongezien anders, de moderne decors en kostuums van Rjorich doordrongen van Russische geschiedenis. Dirigent Pierre Monteux bleef temidden alle tumult onverstoorbaar dirigeren. Wie was Stravinsky, wat is de context waarbinnen Le sacre du printemps kon ontstaan, en wat zijn de karakteristieken van dat werk?
Geboren en getogen in Sint-Petersburg, om de hoek van het Mariinskitheater. Ondanks zijn opvallende muzikale aanleg gaat Stravinsky rechten studeren. Maar het artistieke bloed kruipt waar het niet gaan kan, en plots komen er compositie-opdrachten uit Parijs. De impresario Diaghilev strikt Stravinsky voor zijn Ballets Russes. De derde samenwerking wordt een echte klapper: Le sacre du printemps. Hoe verliep het leven van Igor Stravinsky? Van wie leerde hij het vak? Waarom bleef hij een halve eeuw weg uit Rusland? Is hij echt een Amerikaan geworden of leek het alleen maar zo? En ook: gestorven in New York, begraven in Venetië?
‘Igor’ is een veel voorkomende voornaam in Rusland. Er zijn varianten zoals Ihar in Wit-Rusland of Ihor in Oekraïne. De oorsprong ligt bij Ingvar, een populaire naam bij de Noormannen. Al sinds mensenheugenis worden Russische jongetjes ‘Igor’ gedoopt. Een prins die sterft in een veldtocht in 1185? Igor Syvatoslavich. Een generaal die sterft in een bomaanslag in 2024? Igor Kirillov. Een componist die de geschiedenis van de hedendaagse muziek sterk heeft beïnvloed? Igor Stravinsky. Over het noodlottige verhaal van de onbezonnen prins Igor werd in de 12e eeuw een lied gemaakt, en in de 19e eeuw door Aleksandr Borodin een opera. Het is uit die opera dat Fyodor Ignatievich Stravinsky in de dagen voor de geboorte van zijn zoon een aria zingt. ‘Hoe gaan we ons derde zoontje noemen?’
Igor Stravinsky werd geboren op 17 juni 1882, in een houten datsja niet ver van Sint-Petersburg, in de buurt van het Oranienbaum-paleis van de Russische tsarenfamilie. Zijn ouders waren er op vakantie. Anna Kirillovna en Fyodor Ignatievich Stravinsky waren uit de landadel afkomstig, uit families van bescheiden landeigenaars en regeringsbeambten. Hun eigenlijke woonplaats was een appartement in het centrum van Sint-Petersburg, aan het Kryukov-kanaal. Vader Stravinsky was bas-bariton aan de keizerlijke opera. Hij stond bekend als een uitstekende zanger en werd geroemd om zijn overtuigende rollen in onder meer Boris Godoenov van Modest Mussorgsky en Sneeuwmeisje van Nikolaj Rimsky-Korsakov. Het appartement, waar Igor een kwarteeuw zou blijven wonen, was bepalend voor de toekomst van de jonge componist: er was een indrukwekkende bibliotheek, en een zitkamer met twee vleugelpiano’s.
Het appartement in Sint-Petersburg waar Igor Stravinsky zijn eerste decennia doorbracht, lag vlak bij het Mariinskitheater. Dat theater was in 1860 ontworpen door de Russisch-Italiaanse architect Alberto Cavos, die eerder ook al het Bolsjojtheater in Moskou tekende. Vanuit het appartement kon de kleine Igor boten zien passeren waarmee gigantische decorstukken voor opera’s en balletten vervoerd werden. Althans, dat is wat de oudere Igor over zijn jeugd vertelde. Volgens de musicoloog Richard Taruskin besteedde Stravinsky het tweede deel van zijn leven aan liegen over het eerste deel ervan. Waar of niet waar: het leven in Sint-Petersburg had indruk gemaakt op Stravinsky. Vooral de geluiden van de stad bleven in zijn hoofd hangen. De karren op de kasseien, de knarsende trams, de straatverkopers. Die straatgeluiden werden later verwerkt in zijn ballet Petroesjka.
Igor Stravinsky werd thuis onderwezen tot de leeftijd van tien jaar. Dat thuisonderwijs moet hebben bijgedragen aan Stravinsky’s latere getuigenis dat het appartement in Sint-Petersburg ‘somber en claustrofobisch’ aanvoelde. Ondanks zijn duidelijk talent voor (en ontwikkeling in) pianospelen, zichtlezen en improviseren, en ondanks zijn voortdurende onderdompeling in de muzikale cultuur van het Mariinskitheater om de hoek, schreef hij zich in als student aan de rechtenfaculteit van de universiteit van Sint-Petersburg. Een van zijn vrienden daar was Vladimir Rimsky-Korsakov, zoon van Nikolaj, de componist. Tijdens een van de zomerse bezoeken aan een Duits kuuroord werd Stravinsky aan Rimsky-Korsakov voorgesteld. Die adviseerde hem harmonie, contrapunt en orkestratie te gaan studeren. Later ging Stravinsky voltijds in de leer bij de grote componist, die meteen ook een vaderfiguur voor hem werd.
De start van zijn huwelijk bracht Stravinsky nog door in de ouderlijke woning. In 1906 was hij getrouwd met zijn nicht Katya. ‘Mijn twee oudste kinderen werden hier geboren’, zei Stravinsky later. Het jonge koppel bouwde naderhand een eigen huis in Ustilug, nu in Oekraïne. Hier zou Stravinsky tot aan de Eerste Wereldoorlog veel tijd doorbrengen. Intussen was in de zomer van 1908 Rimsky-Korsakov overleden. Voor een herdenkingsconcert schreef Stravinsky het orkestwerk Chant funèbre. Misschien was de impresario Sergej Diaghilev aanwezig, want de jonge componist kreeg de opdracht om voor de Ballets Russes in Parijs – waarvan Diaghilev stichter was – bewerkingen te maken van pianowerken van Chopin. Enkele maanden later volgde een telegram: of de 27-jarige Igor originele balletmuziek wou schrijven. Dat werd L’oiseau de feu (1910).
Plots was Stravinsky een huiscomponist geworden voor de Ballets Russes. (Voor de volledigheid: hij was zeker niet de enige.) Diaghilevs opdracht om L’oiseau de feu te schrijven werd een jaar later gevolgd door een vraag naar muziek bij Petroesjka (1911). Diaghilev speelde slim in op de voorliefde van het Parijse publiek voor alles wat exotisch was. De al dan niet op feiten gebaseerde Russische folkloristische geschiedenis voldeed aan dat verlangen naar ‘het andere’. Er was in dat vooroorlogse Parijs zelfs een heuse Ruslandgekte gaande. Diaghilev had een neus voor marketing. Over Stravinsky zei hij: ‘Hou hem in het oog, hij staat op de rand van de beroemdheid.’ De culminatie van deze samenwerking kwam in 1913, met de beruchte première van Le sacre du printemps. Daarmee was Stravinsky’s naam definitief gemaakt.
De ‘beruchte’ première van Le sacre du printemps? De verslagen van ooggetuigen over de bewuste avond van 29 mei 1913 lopen sterk uiteen. Zowel de muziek als (misschien nog meer) de choreografie van Vaslav Nijinsky overrompelden het publiek. Voor een jonge componist als Stravinsky was dit natuurlijk de gedroomde reclame. Een jaar na de première werd Le sacre al regelmatig als concertstuk uitgevoerd. Bij die gelegenheid moest Stravinsky zijn fans soms bijna letterlijk van zich af slaan. Het was de doorstart van een heel lange loopbaan, maar niet meer vanuit Rusland. Stravinsky verliet zijn vaderland, leefde enkele jaren in Zwitserland, daarna in Frankrijk, en ten slotte lange tijd in de Verenigde Staten. Het zou bijna een halve eeuw duren voor Stravinsky opnieuw (voor een paar dagen) voet zette op Russische bodem.
Stravinsky’s nomadenbestaan in de decennia na de première van Le sacre du printemps was deels veroorzaakt door de zwakke gezondheid van zijn vrouw Katya. Zware, hardnekkige longproblemen dreven het gezin naar de gezonde Zwitserse lucht, met onder meer een verblijf aan het meer van Genève. Het seizoen 1938-1939 was bijzonder heftig. Eerst stierf Stravinsky’s dochter Catherine ‘Kitty’ aan tuberculose, een paar maanden later bezweek zijn vrouw Katya, en nog eens enkele maanden later overleed ook Stravinsky’s 84-jarige moeder. Dat was het signaal om de Atlantische Oceaan over te steken en een nieuw leven te beginnen. Een echte Amerikaan zou hij nooit worden: zijn contacten waren bijna allemaal Europees en Russisch, hij omringde zich met Russisch personeel. Tekenend was ook dat hij zes lezingen gaf aan Harvard … in het Frans.
De Amerikaanse bodem was voor Stravinsky best vruchtbaar. Hij produceerde veel nieuw werk in verschillende stijlen zoals neo-classicisme, of later ook mee met de mode van het serialisme. Het laatste grote werk dat hij afmaakte was Requiem Canticles (1966). Toenemende medische zorgen noopten een verhuis naar New York, waarna hij een stuk van de zomer aan het meer van Genève doorbracht. Daar, in Evian, zag hij een laatste keer zijn zoon Theodore. Terug in New York verhuisde hij nog maar eens, nauwelijks een week voor zijn dood op 6 april 1971. Hoewel de uitvaart in New York plaatsvond, werd hij niet daar begraven. Zijn lichaam werd overgebracht naar de begraafplaats van Venetië, het Isola de San Michele. Stravinsky rust nu op een paar meter van zijn vroegere kompaan Diaghilev.
Voor Stravinsky was de première van Le sacre du printemps een magische gebeurtenis. Hij was voortaan een levende legende, want hij had de Parijzenaars aan het vechten gekregen. Er was op het moment van de première al meer dan een decennium lang een Ruslandgekte aan de gang in Parijs. Toch leek niet iedereen voorbereid op zoveel radicaliteit. Helemaal uit het niets kwam die moderniteit echter niet: al van vroeg in de 19e eeuw werkten Russen aan het versterken van hun nationale identiteit, terwijl Rusland nooit zo ‘Europees’ was geweest. Dat de fundamenteel Russische muziek van Stravinsky een première beleefde in Parijs spreekt boekdelen.
Stravinsky was een Rus, een Europeaan en een Amerikaan. Of hij bij de vorige zin goedkeurend zou knikken staat geensinzs vast. ‘Ik heb mijn hele leven Russisch gesproken’ zei hij in 1962. Hij beweerde in het Russisch te denken, en zich in alles als Rus te laten zien. Toch volgde hij alle ‘westerse’ trends, ook op het muzikale vlak. Ook hij droeg dus de dualiteit in zich die al sinds de tijd van Peter de Grote (1672-1725) bij de Russische elite aanwezig was. De Russische adel sprak Frans. Tolstoj lacht in de openingsscène van Oorlog en Vrede met een jonge Russische edelman (uit Sint-Petersburg, nota bene) die, wanneer hij een Russisch verhaal wil vertellen, van het Frans op het Russisch overschakelt, en er in die taal niet veel van bakt.
Niet alleen de 20e eeuw kende ‘de jaren zestig’. Ook in de 19e eeuw was het een periode van omwentelingen. In 1861 werden bijvoorbeeld de Russische lijfeigenen ‘bevrijd’. Breder gezien was het een periode waarin de opstand tegen autocratie en de adel sterker werd. Progressieve krachten vonden dat de afstand tussen ‘adel’ en ‘volk’ overbrugd kon worden met het gedeelde idee van een Russische ziel. Dat thema komt ruim aan bod in de werken van Toergenjev, Dostojevski en Tolstoj. Zij waren op hun hoogtepunt in de jaren zestig, een decennium waarin het intellectuele en culturele leven een hoge vlucht nam. Dat blijkt ook uit de oprichting van de conservatoria van Sint-Petersburg (1862, door onder meer Anton Rubinstein) en Moskou (1866, door onder meer Nikolaj Rubinstein), beide naar Westers model.
Op het appartement van Rimsky-Korsakov, privéleraar van Stravinsky, kwamen kunstenaars en intellectuelen samen die een stempel drukten op de jonge Igor. Daarnaast volgde hij de activiteiten van het Russisch symfonisch orkest. Dat orkest organiseerde concertavonden met hedendaagse muziek, waardoor Stravinsky kennismaakte met werken van Debussy, Ravel, Wolf, Strauss. Na zijn afstuderen aan de rechtenfaculteit wierp hij zich volledig op de muziek. Dat was in 1905, het jaar van een zware onderdrukking van een zoveelste opstand. In januari van dat jaar protesteerde het volk in Sint-Petersburg tegen de slechte omstandigheden waarin boeren en arbeiders moesten leven. Mogelijk waren er honderdduizend demonstranten, die uit elkaar geslagen en beschoten werden. Er vielen honderden tot duizenden doden. Dit staat nu bekend als ‘Bloedige Zondag’. Het zou niet de laatste zijn.
In bijna alle lagen van de Russische bevolking leefde het verlangen naar een eenvoudig, vredig plattelandsbestaan. Dat geïdealiseerde leven komt naar voor in de verzameling sprookjes die Aleksandr Afanasiev (1826-1871) aanlegde. Zeker zeshonderd van die verhalen verzamelde hij, meestal niet geschikt voor kinderen – het ging er soms erg wreed aan toe. De verhalen die Afanasiev publiceerde leverden inspiratie voor verschillende kunstenaars na hem. Mussorgsky’s Een nacht op de Kale Berg is erop gebaseerd (later uitgewerkt door Rimsky-Korsakov). En wanneer Diaghilev voor zijn Ballets Russes inspiratie zoekt, dan gaat hij bij Afanasievs publicaties te rade. Zo onstond L’oiseau de feu. Ook Le sacre du printemps haalde ideeën bij Afanasiev. Hij speculeerde immers over oude Slavische rituelen, waaronder het wrede offeren van een jonge maagd aan Jarilo, god van de lente.
Niet alleen Afanasiev stimuleerde de ‘Russische ziel’ in de kunsten. Ook voor Vladimir Stasov (1824-1906) was dit een missie. Stasov – een criticus, geschiedkundige – wou de Russische kunst ‘op een hoger plan brengen’. Hij was de intellectuele leider van de Peredvizjniki, een groep Russische kunstschilders met focus op het leven van de ‘gewone’ Rus. Wat in de schilderkunst kan moet ook in de muziek kunnen, vond Stasov. Hij werd de katalysator van een groep componisten, de Moguchaya Kuchka, het Machtige Hoopje. Deze vijf componisten (Balakirev, Borodin, Cui, Mussorgsky en Rimsky-Korsakov) gingen op zoek naar ‘de authentieke Russische stem’. Balakirev deed dat letterlijk, door zomers lang langs de Wolga volksliederen te verzamelen. Oude verhalen, oude volksliederen? Klinkt dat niet als dé inspiratiebron voor de Ballets Russes en Le sacre du printemps?
Mannen als Afanasiev en Stasov hadden dan wel het conceptuele grondwerk geleverd, de finale stoot richting de ‘authentieke’ nationaal-Russische muziek kwam van een aantal Russen die financieel zeer bemiddeld waren. Zo iemand was Savva Mamontov (1841-1918), een industrieel, rijk geworden met het aanleggen van spoorwegen. Hij stichtte een kunstenaarskolonie in Abramtsevo, waar overigens de beroemde Russische matryoshka-popjes werden uitgevonden naar Japans model (en voorgesteld als ‘traditioneel Russisch’). Sterker verbonden met het verhaal over Le sacre du printemps was prinses Maria Tenisheva (1858-1928). Op haar landgoed Talashkino, in de buurt van Smolensk, organiseerde zij workshops rond traditionele ambachten. Talashkino werd een broedplaats voor de heropleving van (echte of gefingeerde) Russische tradities. Het was in Talashkino, in 1910, dat Stravinsky samen met Nikolaj Rjorich aan Le sacre du printemps begon te werken.
Stravinsky ontmoette de duizendpoot Nikolaj Rjorich (1874-1947) voor het eerst in 1904, in de context van het magazine ‘De kunstwereld’ (Mir iskoesstva). Dat was een kunstenaarsbeweging in Sint-Petersburg, opgericht door onder meer Sergej Diaghilev (1872-1929). Aanvankelijk wees de groep kunstenaars de al te nationalistische en folkloristische wereld van Afanasiev en Stasov van de hand. Naderhand besefte Diaghilev dat die sterke connectie met het Russische verleden een verkoopsargument zou kunnen zijn. Diaghilev was tenslotte in de eerste plaats een impresario. Dat was het punt waarop Rjorich in het traject betrokken werd. Rjorich maakte samen met zijn vrouw, de schrijfster Jelena Sjaposjnikova, een lange reis doorheen Rusland, op zoek naar de oude wortels van het land. Zijn kennis van de cultuur van de Scythen sijpelde door tot in Le sacre du printemps.
In 1900 was Parijs voor de vijfde keer het toneel voor een wereldtentoonstelling. Op de vorige, die van 1889, was de toren van Gustave Eiffel dé attractie. De Exposition Universelle van 1900 had andere zwaartepunten, zoals het Kremlin-achtige gebouw langs de Seine, inclusief een replica van een Russisch dorp. Er ontstond een echte Ruslandgekte. Zeker tot aan de Eerste Wereldoorlog liep Parijs storm voor alles wat Russisch was. Mode-ontwerpers als Paul Poiret en Jeanne Paquin deden er alles aan om op die gekte in te spelen. Paquin riep zelfs de hulp in van Léon Bakst, de Russische schilder en decorontwerper. Intussen had Diaghilev na tentoonstellingen en concerten zijn zinnen gezet op ballet, want dat ‘heeft van alles wat’. De bakermat voor Le sacre du printemps lag klaar.
Le sacre du printemps van Igor Stravinsky is geen avondvullend werk. De meeste uitvoeringen – er zijn bijna tweehonderd commerciële opnames gemaakt – doen er iets meer dan een half uur over. Toch is het een van de allergrootste pionierswerken uit de muziekgeschiedenis. Waarom? De productie zelf gaf al een schok: de onverwachte choreografie van Nijinsky, de gedurfde kostuums ontworpen door Rjorich. Maar vooral de muziek was anders en nieuwer dan ooit. Wat is er zo bijzonder aan? Hoe kwam het werk precies tot stand? Welk verhaal zit er achter? En hoe modern is het vandaag nog?
De Parijzenaars waren zo vol van de goût russe dat Diaghilev in 1906 een ophefmakende tentoonstelling kon organiseren met 750 Russische schilderijen en beeldhouwwerken. Plots was hij een Parijse beroemdheid. In het salon van gravin Greffulhe – een muze van Marcel Proust – werd Diaghilev voorgesteld aan de theaterdirecteur Gabriel Astruc. Ambitieus en ondernemend was deze man, die het Théâtre des Champs-Elysées liet bouwen. Het theater opende op 2 april 1913 met een concert met Franse muziek. Diaghilev had intussen de Ballets Russes opgericht, aan hun vijfde seizoen bezig. Astruc bood het gezelschap van Diaghilev onderdak in het nieuwe theater. Waar er in de eerste seizoenen nog gedanst was op bestaande muziek, ging nu steeds meer nieuwe muziek in première. Debussy’s Jeux op 15 mei, Stravinsky’s Le sacre du printemps op 29 mei.
Le sacre du printemps kwam niet uit de lucht vallen. Al drie jaar voor de première was Stravinsky ermee bezig. Over de ontstaansgeschiedenis van het ballet gaf hij tegenstrijdige verklaringen. In 1920 zei hij dat de muzikale ideeën eerst kwamen. In 1936 heette het dat hij een soort visioen had gehad van een heidens ritueel: een meisje wordt uitverkoren om zich dood te dansen, als offer aan de god van de lente. Nochtans kwam het idee hoogstwaarschijnlijk van Nikolaj Rjorich. Stravinsky en Rjorich hadden vanaf mei 1910 regelmatig overleg. De eerste titel van het ballet was ‘Het grote offer’. Een jaar later werd het ‘Heilige lente’. Het verhaal bleef dun – niet veel concreter dan het ‘visioen’ van Stravinsky. De alleskunner Rjorich zou uiteindelijk ook de decors en de kostuums ontwerpen.
Vaslav Nijinsky was de sterdanser van de Ballets Russes. Hij had zijn opleiding gekregen in de keizerlijke dansschool van het Mariinskitheater in Sint-Petersburg. Daar werd hij door Diaghilev opgemerkt (in meer dan één zin van het woord: de twee werden uiteindelijk een koppel). Nijinsky kreeg van Diaghilev ook kansen om zich als choreograaf te laten zien. Zijn eerste grote opdracht was L’Après-midi d’un faune, in 1912, op de Prélude-muziek van Debussy. Het ballet werd een succes, en ook wel een rel: Nijinsky’s choreografie week ver af van wat men tot dan van de balletwereld verwachtte. Terstond nam Diaghilev het Sacre-project uit handen van Michel Fokine, de vaste choreograaf van de Ballets Russes. Nijinsky zou er iets nieuws van maken. Diaghilev voelde een succès de scandale opkomen.
Hoe ‘schandalig’ was de première van Le sacre du printemps? Werd er echt gevochten? De meningen lopen uiteen. Stravinsky legde er later graag de nadruk op. Hoe hij zich het voorwerp van spot voelde. Hoe hij verbolgen de zaal verliet en in de coulissen ging staan. De dag voordien was de generale rustig verlopen. Er waren persmensen aanwezig, en veel andere gasten. Een recensent zei dat hij problemen voorzag. De avond zelf is later door meer dan honderd ooggetuigen beschreven. Die verhalen geven een onduidelijk beeld van de gebeurtenissen. Het ziet ernaar uit dat de high society onaangenaam verrast was door de muziek en (nog meer) door de dans, terwijl de bohemiens het delirium nabij leken. Er werd geroepen en geruzied. De vijf volgende voorstellingen verliepen zonder noemenswaardige onrust.
Bij het woord ‘lente’ denken we aan iets idyllisch. Niet zo bij Stravinsky. Volgens hem heeft de Russische lente een ander karakter. Het is ‘een gewelddadige lente’, zei hij, ‘die binnen het uur lijkt te beginnen en waarbij de hele aarde opensplijt.’ Dat gewelddadige, brutale aspect van zijn lente-ervaring kwam in Le sacre terecht. Alle betrokkenen (musici, dansers, publiek) verbaasden zich over de disharmonie, de dissonantie, de complexiteit van het ritme. Maar daarmee was hij heus niet de eerste of enige. Nog moderner was zijn gebruik van muzikale blokken: zoals in een film zijn er abrupte cuts van de ene naar de andere scène. Daarmee toont Stravinsky zich een kubist, zoals zijn tijdgenoten Picasso en Braque. Nergens vloeit iets over. Wat hier zo was, is daar onmiddellijk anders.
Helder, zorgvuldig, in blokken. Zo zette Stravinsky zijn muziek op papier. Luisteraars vonden dat de muziek niet melodieus genoeg was. Deuntjes zitten er nochtans genoeg in. Onderzoek toont aan dat veel melodische wendingen uit de volksmuziek afkomstig zijn. Dat gaf Stravinsky niet graag toe. Maar dan speel je een melodietje, en naast je in het orkest wordt datzelfde in een andere toonaard gespeeld? Dirigent Monteux moest zijn musici op het hart drukken dat die multitonaliteit bedoeld was. Een fundamentele karakteristiek van Le sacre is verder het gebruik van de octotonische toonreeks. Afwisselend een kleine en een grote secunde, tot je een octaaf hoger uitkomt. Maar het is vooral het ritme dat het geweld van Le sacre draagt. Er zit pit in, en patroon, maar elke ritmische sequens is onvoorspelbaar.
Een fagot in het hoogste register zingt een mysterieus lied. Stravinsky beschreef dit als ‘het ontwaken van de natuur’. Het woordje rideau in het manuscript geeft aan dat hierna het echte werk begint. Als je de god van de lente gunstig wil stemmen moet er geofferd worden. In het eerste deel horen en zien we hoe een onschuldige, speelse samenkomst van jonge vrouwen ontaardt in een wreed spel. De ontvoering van een meisje wordt ‘geoefend’. Dat leidt tot een oorlogsspel tussen rivaliserende stammen. Tijdelijk komt er wat rust, als De Wijze ten tonele verschijnt. Hij zegent de aarde. Een Danse de la terre volgt. Stravinsky schreef boven de schets voor deze scène: ‘Er is muziek waar er ritme is, zoals er leven is overal waar er een hartslag is.’
Het eerste deel van Le sacre du printemps had nog een zekere speelsheid. In het tweede deel voel je dat dit verhaal dramatisch zal eindigen. De dag is nacht geworden. De jonge vrouwen staan in een cirkel – Stravinsky beschrijft: ‘alsof ze samengesmolten zijn’ – en spelen opnieuw een spel. Deze keer is het op leven en dood: wie uit de groep valt, zal sterven. Het verliezende meisje staat nu als bevroren stil in het midden van de cirkel. Dit is muzikaal het meest complexe fragment van Le sacre: vijf korte fragmenten in snelle afwisseling. Het meisje wordt geëerd, ja, maar we zijn ontzet door onze eigen brutaliteit. In de afsluitende Danse sacrale voltrekt zich het drama. De jonge vrouw siddert van angst, probeert te ontsnappen, blijft dansen, valt dood neer.
Le sacre du printemps kreeg navolging. Dat begon meteen in 1913, toen Diaghilev in Prokofiev een andere vernieuwer meende te hebben gevonden. Maar Prokofievs werk kon niet overtuigen. Diaghilev wees het af. Een jaar later begon Edgar Varèse aan zijn Amériques, waarin echo’s uit Le sacre te horen zijn. Later zouden ook componisten als Stockhausen en Xenakis aan Le sacre schatplichtig blijken – je zou het van zulke namen niet meteen verwachten. En wat te denken van Messiaen, die het analyseren van Le sacre tot de ruggengraat van zijn muziekonderricht maakte. Stravinsky schreef 55 jaar na de première een waarschuwing aan het eind van het manuscript: ‘Moge wie naar deze muziek luistert voor altijd gespaard blijven van de spot waarvan ik getuige was in Parijs in het voorjaar van 1913 …’
Credits: Boris Carmi / Meitar Collection / National Library of Israel / The Pritzker Family National Photography Collection, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Dmitry A. Mottl, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Fred Romero, CC BY-SA 2.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Hamza , Jean-Pierre Dalbéra, CC BY-SA 2.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, MaSelze, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Marcel Lennartz, Morepi, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made
Credits: Boris Carmi / Meitar Collection / National Library of Israel / The Pritzker Family National Photography Collection, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Dmitry A. Mottl, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Fred Romero, CC BY-SA 2.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Hamza , Jean-Pierre Dalbéra, CC BY-SA 2.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, MaSelze, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made, Marcel Lennartz, Morepi, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons, no changes were made