VR 02 JUN - ZA 03 JUN 2023TOPSTUKWEEK WILLAERTMusica nova
Je luistert naar Adriaen Willaert, Mittit ad virginem. Dionysos Now, 2021.
Willaerts Musica nova (1559)
Wie was Willaert? Hoe kwam hij in Italië terecht? Hoe vruchtbaar was de Italiaanse grond voor zijn kunst? Waarom was hij ‘beroemd, gevierd, geliefd’? Wat betekenen de woorden ‘nieuwe muziek’ in de titel van zijn laatste grote uitgave? Wat zijn ‘motetten en madrigalen’? Hoe kan muziek uit de 16e eeuw ons vandaag aanspreken?
WILLAERT: MENS EN COMPONIST
Je luistert naar Adriaen Willaert, Vecchie letrose. Marco Beasley, 2012.
Een Vlaming in Italië
Vroeg in de 16e eeuw duikt hij op in Parijs, waarna hij in contact komt met de componist Jean Mouton. Maar zoals veel Vlaamse componisten voor hem, trekt ook Willaert de Alpen over, naar Italië. Hij werkt een tijd in Rome en Ferrara voor de familie d’Este. In 1527 wordt hij kapelmeester van een van de beroemdste kerkelijke instellingen van Europa: de San Marco in Venetië.
Willaert Vuillaert
In tegenstelling tot sommige van zijn collega-componisten die hun Vlaamse naam bij emigratie naar Italië in het Latijn omzetten, bleef Willaert altijd Willaert. Dat de Italianen het met zijn naam wat moeilijk hadden, blijkt uit twee kwesties. Enerzijds werd hij vaak bij zijn voornaam genoemd – Adriano cantore, of messer Adriano – anderzijds verschijnt zijn naam in vele verschillende spellingen. De Adriaen Willaert Foundation lijst op hun website bijna vijftig (sic) varianten op. Een van de opvallendste is die waarbij de ‘W’ door splitsing bij de drukker in ‘Vu’ verandert. Dan staat er plots ‘Vuillaert’.
Een tijdje in Rome
In 1514 of 1515 bezoekt Willaert de pauselijke kapel in Rome. Hij hoort er zijn eigen zesstemmig motet Verbum bonum et suave zingen. De zangers denken dat het stuk van Josquin is, waarop Willaert zich als componist ervan bekend maakt. Volgens de legende wilden de zangers het stuk daarop niet meer zingen. De beroemdste muziekdrukker van het moment, Petrucci, zou in 1519 precies dat motet publiceren. De jonge Willaert had duidelijk naam gemaakt.
Je luistert naar ‘Adriaan Willaert en Italië’. Capella Sancti Michaelis, Currende Consort, Erik Van Nevel, 1997.
Adriano cantore
Vanaf 1514 zien we de eerste tekenen van de aanwezigheid van Willaert bij de familie d’Este. Vanaf 1516 is Willaert formeel in dienst van Ippolito, als zanger, met een loon van negen lire per maand. In 1517 trekt hij met de kardinaal mee naar Hongarije.
Volgens Zarlino werd Willaert aan het eind van zijn leven bezocht door Alfonso II d’Este, laatste hertog van Ferrara. Aan deze Alfonso is Willaerts Musica nova opgedragen, zoals uit het vervolg van de titel blijkt: all'illustrissimo et eccellentissimo signor il signor donno Alfonso d'Este prencipe di Ferrara.
Je luistert naar Adriaen Willaert, Laetatus sum a 4. Capilla Flamenca, 2012.
Maestro di cappella
Willaert bleef kapelmeester van de San Marco tot aan zijn dood in 1562. Zijn loon was in het begin 70 dukaten per jaar. Aan het eind van zijn leven was dat gestegen naar 200 dukaten. Regelmatig vroeg Willaert om loonsverhoging, in één geval met het argument dat 100 dukaten per jaar hem niet in staat stelden zijn gezin te onderhouden. De laatste loonsverhoging kreeg hij aan de vooravond van zijn tweede reis naar Vlaanderen.
Je luistert naar Andrea Gabrieli, Sassi, Palae, Sabbion – Sopra la morte d'Adriano (1564). Zefiro Torna, 2008.
Vive Adriane
Van Willaert zijn verschillende testamenten bekend. In het oudste, van 1549, meldt Willaert ziek te zijn, met jicht. Tien jaar later is Willaerts ziekte zo ver gevorderd dat hij zich nauwelijks nog kan verplaatsen.
Bij zijn dood in 1562 liet Willaert 1600 dukaten na aan zijn vrouw Susanna. Er waren op dat moment geen overlevende kinderen. Het laatste testament stipuleert dat bij overlijden van Susanna de rest van zijn nalatenschap naar zijn neef Alvise moest gaan.
De dood van Willaert werd bezongen door zeker vijf componisten, waaronder Cipriano de Rore (ca.1515-1565) en Andrea Gabrieli (ca.1532-1585).
Je luistert naar Adriaen Willaert, Laudate pueri a 8. Capilla Flamenca, 2012.
Mis, hymne, psalm, motet
Voor het opluisteren van eucharistievieringen aan de San Marco waren polyfone missen nodig. Dat zijn muzikale zettingen van dagelijks terugkerende teksten, van Kyrie tot Agnus Dei. Van zo’n missen heeft Willaert er (maar) een stuk of tien nagelaten. Willaert eert in minstens de helft van deze missen zijn leermeester Mouton door muziek van hem te hergebruiken.
Daarnaast heb je ook muziek nodig voor gebedsdiensten (zoals de vespers), en voor bijzondere gelegenheden (zoals kroningen of huwelijken). Er komen heel veel hymnen, psalmen en motetten voor in Willaerts werkenlijst. Bij de psalmzettingen vallen de dubbelkorige versies op, een typisch Venetiaanse traditie waar Willaert sterk toe bijgedragen heeft.
WILLAERT IN ZIJN TIJD/CONTEXT
De opwindende 16e eeuw
Maar we kunnen Willaerts eeuw ook positiever bekijken. Voor de muziek waren het boeiende tijden. In de Nederlanden was een stijl van polyfonie ontwikkeld die zich snel en met steeds meer variaties over Europa verspreidde. Aan die verspreiding droegen vlijtige muziekdrukkers bij. Voor Willaert was Italië een vruchtbare bodem. Rijke, kunstminnende instituties wakkerden zijn creativiteit aan: de rijke hofhouding van de hertogen van Ferrara, de weelderige liturgie van de San Marco.
Je luistert naar Gioseffo Zarlino, Nigra sum. Ensemble Plus Ultra, Michael Noone, 2009.
Zarlino
Zarlino’s uitgebreide traktaat Le istitutioni harmoniche (1558) drukte een paar generaties lang een stempel op zowel muziektheoretische zwaartepunten als de regels van het contrapunt. Zijn uiteenzetting over het contrapunt vertrok vanuit Willaerts composities. De verspreiding, herwerking en vertaling van het traktaat zorgde ervoor dat Willaerts visie op componeren nog tot diep in de 17e eeuw bestudeerd werd.
WILLAERT EN MUSICA NOVA (1559)
De nieuwe muziek van Willaert
De motetten en madrigalen uit Willaerts Musica nova zijn niet altijd zo toegankelijk. Ze voelen soms streng en afstandelijk aan. We kunnen ze vergelijken met grisailles of grauwschilderingen van Vlaamse meesters. Er gaat een soberheid en somberte van uit, maar alle details zijn er. Dat alles in grijstinten staat is niet noodzakelijk minder expressief dan het veelkleurige. Het monochrome schept eenheid, stijl, kracht. Zo werkt ook Willaerts muziek.
Je luistert naar Adriaen Willaert, Benedicta es. Capilla Flamenca, 2012.
Magnum opus
In Musica nova horen we een rijpe Willaert, die heel goed weet wat hij doet. Alle stemmen worden gelijk behandeld. Willaert wisselt soepel tussen contrapuntische systemen – nu eens laat hij stemmen elkaar imiteren, dan weer zetten ze zich tegen elkaar af. Verder gebruikt Willaert moeiteloos een heel arsenaal aan technieken, inclusief parafrases van gregoriaanse motieven en spitsvondige canons. Dat levert een sterk maar ingehouden retorisch klankbeeld op, dat – zoals bij goede poëzie – baat heeft bij veelvuldig beluisteren.
Je luistert naar Adriaen Willaert, Recordare Domine. Singer Pur, 2013.
Recordare Domine
Meteen valt de stabiele, gestroomlijnde aanpak van Willaert op. Woord voor woord, zin voor zin, wordt de tekst meervoudig uitgesproken. Er is een rustige beweging, die met noten van verschillende lengte wordt opgevuld. Altijd is er wel ergens een stem een bepaald woord heel traag aan het uitzingen, terwijl andere stemmen vlotter en soms echt sierlijk bewegen.
Mogelijk bedient Willaert in dit motet de Florentijnse bannelingen in Venetië. Ook zij meenden een klaaglied te mogen zingen over hun stad, nadat tot twee keer toe hun poging om een republiek te stichten (buiten de Medici-familie om) mislukt was.
Je luistert naar Adriaen Willaert, O admirabile commercium. Singer Pur, 2013.
O admirabile commercium
Na die trage aanloop op ‘O’ en de bijna onmerkbare overgang naar ‘admirabile’ is daar ook al het volgende woord ‘commercium’. Zo blijft dit doorgaan. Elk zinsdeel, of die nu muzikaal een afsluiting lijkt te krijgen of niet, draagt aan het eind al meteen de start in zich mee van het volgende zinsdeel. Zo wordt Musica nova een ketting van kleine cliffhangers.
Je luistert naar Adriaen Willaert, Inviolata. Singer Pur, 2013.
Inviolata
Dit is een van de zevenstemmige motetten in de Musica nova. Willaert weet met die zevenstemmigheid goed raad. Aan drie stemmen heeft hij een rustige canon toegewezen, zowel het gregoriaans als mogelijk ook Josquins zetting parafraserend. Daarnaast zijn de momenten waarop de zeven stemmen ook echt tegelijk aan het zingen zijn eerder zeldzaam. Bijna altijd zijn er één tot drie stemmen die even zwijgen. Zo zorgt Willaert ervoor dat de muziek niet te compact wordt, en de tekst ondanks alles verstaanbaar blijft.
Je luistert naar Adriaen Willaert, Cantai or piango. Musica Antiqua of London, 2001.
Madrigalen
Musica nova bevat 25 madrigalen, op één na allemaal op sonetten van Francesco Petrarca (1304-1374). (De uitzondering is van de ‘petrarcist’ Panfilo Sasso.) De interesse voor de poëzie van Petrarca was in Italië nooit verdwenen, maar sinds de publicatie van een nieuw Canzoniere in 1501 was de oude dichter weer helemaal in. Die uitgave was verzorgd door Pietro Bembo (1470-1547). De verzameling werd razend populair. Jonge edellieden hadden er een mini-versie van op zak, de Petrarchini.
Je luistert naar Adriaen Willaert, Liete e pensose. Doulce Mémoire, 2012.
Liete e pensose
Maar bij het beluisteren van Liete e pensose valt je iets op dat bij de motetten toch anders was. De declamatie van de tekst is hier eerder ‘homofoon’, verticaal gelijklopend tussen de stemmen. De tekst biedt ook meer kans op muzikaal contrast. Een typevoorbeeld daarvan is het open gevoel op ‘Liete’ (‘gelukkig’) en het meer gesloten gevoel op ‘e pensose’ (‘en nadenkend’).
Je luistert naar Adriaen Willaert, Aspro core. Singer Pur, 2009.
Aspro core
De contrasten realiseer je poëtisch door keuze van klinkers en medeklinkers, ritme, rijmklanken en rijmschema’s. Die keuzes kan je ook in de muziek maken. En dat doet Willaert: de eerste regel is statisch, metrisch – ‘hard’, terwijl de tweede regel op subtiele wijze tegen dat statische ingaat, in ‘zachte’ verschuivingen van het metrum.
Je luistert naar Adriaen Willaert, Pien d’un vago. Singer Pur, 2009.
Pien d’un vago
Met de hoger beschreven techniek (overal in Musica nova toegepast: de overlappende zinsdelen) slaagt Willaert erin een onophoudelijk, labiel polyfoon web te spannen, in lijn met de gedachtenstroom van de dichter. Elk teken van onrust blijft in de lucht hangen en wordt vervangen door alweer een nieuw teken. Willaerts muziek weerspiegelt zo perfect Petrarca’s kaleidoscopische beschrijving van de pijn van de liefde.